Voor AI weten studenten en bedrijven de TU/e te vinden

AI-instituut EAISI bestaat vijf jaar

Lees meer

Voor AI weten studenten en bedrijven de TU/e te vinden

In 2019 besloot de TU/e 100 miljoen euro te investeren om AI een flinke stimulans te geven. Het Eindhoven Artificial Intelligence Systems Institute (EAISI) werd opgericht en bestaat inmiddels vijf jaar. Wat is er bereikt?

door
foto adventtr - istock

EAISI-directeur Carlo van de Weijer heeft het druk. Als hij de telefoon opneemt loopt hij net van zijn auto naar zijn kantoor op de TU/e-campus. Vanwege het eerste lustrum organiseert het Eindhovense AI-instituut een symposium. “Net werd ik door De Telegraaf gebeld", vertelt Van de Weijer terwijl hij een ruimte zoekt om even ongestoord te kunnen bellen. “Als het over AI gaat, weten de media ons ondertussen ook te vinden." 

Belangrijker nog is dat ook studenten en bedrijven de TU/e weten te vinden als het over Artificial Intelligence (AI), ofwel kunstmatige intelligentie, gaat. “Als je AI wilde studeren kwam je vijf jaar geleden niet bij onze TU terecht”, blikt Van de Weijer terug. “Vanuit het bedrijfsleven werd geroepen om onze deelname in onderzoeksprojecten. Die roep is er nog steeds, maar die kunnen we nu wel beantwoorden. Studenten kunnen nu AI studeren, en we starten in samenwerking met het bedrijfsleven het ene na het andere onderzoeksproject op.”

Multidisciplinair onderzoek

Het investeringsbudget van 100 miljoen euro is uitgegeven. “Daar hebben we vooral promovendi en andere wetenschappelijke staf voor aangenomen", vertelt Van de Weijer. “We hebben veel multidisciplinair onderzoek gefinancierd en laboratoria opgezet.”  

Die wetenschappelijk staf is niet in dienst gekomen van EAISI, maar van verschillende faculteiten. AI is toepasbaar binnen elke technische discipline. “Onderzoekers zijn vaak met onze financiering aangenomen, maar in dienst gekomen bij een faculteit. Nu het eerste investeringsprogramma erop zit, blijven ze in dienst van hun faculteit. Ze verdienen zichzelf terug doordat ze eigen onderzoeksprojecten binnenhalen.” 

Kruisbestuiving

EAISI heeft voor kruisbestuiving en onderlinge samenwerking gezorgd, vertelt Van de Weijer. Zo bleken zowel op de faculteit Electrical Engineering als Mechanical Engineering mensen bezig te zijn met autonoom rijden, zonder dat van elkaar te weten. “Daar is natuurlijk geen kwade wil in het spel, maar als je die mensen bij elkaar zet, dan leidt dat tot veel betere ideeën.”  

AI is een vakgebied dat nog in de kinderschoenen staat. Toch ontstaat er al een zekere specialisatie, schetst Van de Weijer. “AI-onderzoek op de TU/e richt zich met name op gezondheidstechnologie, mobiliteit en de high tech-industrie.” Iedere academische omgeving kiest zijn eigen onderzoeksdomeinen. In Amsterdam houdt men zich volgens Van de Weijer bijvoorbeeld bezig met zaken als taal en schriftherkenning, en AI-toepassingen in de financiële sector.  

‘Cyber only’

Wat AI-onderzoek op de TU/e uniek maakt is dat toepassingen zich manifesteren in de echte wereld. “AI was lang een ‘cyber only’ discipline”, legt Van de Weijer uit. “Spotify weet dankzij AI precies wat het volgende liedje moet zijn. Maar als dat fout gaat, is er niks aan de hand. Als AI je auto daarentegen niet naar de afrit maar naar de vangrail navigeert, dan heb je wel een probleem.”  

Dat maakt AI op de TU/e-domeinen extra spannend, vindt Van de Weijer. Inmiddels houden zich op de universiteit ongeveer 900 mensen bezig met AI, verdeeld over de verschillende faculteiten. “Het investeringsprogramma gaat nu door met financiering uit 'strategische middelen', maar een steeds groter deel wordt uit extern geld gefinancierd.” 

AI-studenten

Naast onderzoek vindt er ook steeds meer AI-onderwijs plaats. EAISI had als doel om jaarlijks 300 bachelor-studenten te laten instromen, aangevuld met 300 master-studenten en nog eens 300 mensen uit het bedrijfsleven die bijgespijkerd worden op het gebied van AI. “Dat doel is inmiddels bereikt, maar die lat gaat, of liever: moet verder omhoog. AI-opleidingen zullen een belangrijker pijler vormen in de groei van onze universiteit ", besluit Van de Weijer.  

Deel dit artikel