ICMS: het instituut dat om mensen draait
Al 15 jaar de plek waar interdisciplinaire samenwerking wordt gestimuleerd
Het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS) viert tijdens het Annual Symposium op 30 en 31 maart zijn 15-jarig jubileum. Er is heel wat veranderd door de jaren heen; het instituut heeft sinds vijf jaar een nieuwe wetenschappelijk directeur, het onderzoeksveld is breder geworden en de expertisegebieden zijn geherdefinieerd. Maar het belangrijkste is hetzelfde gebleven; het is nog steeds de plek waar interdisciplinaire samenwerking wordt gestimuleerd en waar de mensen op de eerste plek staan. Voormalig wetenschappelijk directeur Bert Meijer en zijn opvolger Jan van Hest blikken terug op het 15-jarig bestaan van het instituut.
Toen het instituut vijf jaar geleden zijn tienjarig jubileum vierde, vond de oprichter en toenmalig wetenschappelijk directeur Bert Meijer het een mooi moment om het stokje aan een opvolger over te dragen. Voor zijn voormalig ‘leerling’ Jan van Hest, aan wie deze eer toekwam, was dit destijds een van de redenen om naar Eindhoven terug te komen. “De sfeer en de kwaliteit van het ICMS trokken me altijd al aan, dus het was een grote eer om het directeurschap over te nemen”, vertelt Van Hest. “Maar ook een grote verantwoordelijkheid, want er was tien jaar gebouwd aan het instituut en je wil zorgen dat het op dat niveau blijft.”
Blauwdruk
Hoe zagen de afgelopen vijf jaar onder zijn leiding eruit? “Het onderzoeksveld is nog breder geworden dan het al was, er zijn nieuwe gebieden bij gekomen”, vertelt Van Hest. “Wat mooi is, is dat de TU/e het ICMS heeft omarmd als voorbeeld voor interfacultaire samenwerking”, vervolgt hij. De drie instituten die in de afgelopen paar jaar zijn opgericht - het energie-instituut EIRES, het instituut voor kunstmatige intelligentie EAISI en het fotonica-instituut Hendrik Casimir - zijn allemaal geïnspireerd op hun succesvolle voorloper. “Veel van hun structuur en activiteiten zijn gebaseerd op wat wij doen, het is een blauwdruk voor andere instituten”, aldus Van Hest. “Het feit dat ze ons voorbeeld volgen laat zien dat de universiteit ons werk waardeert en dat het instituut er echt in slaagt om mensen bij elkaar te brengen en het onderzoek verder te helpen.”
Ook het ICMS zelf volgde vijftien jaar geleden een succesvol voorbeeld; het Amerikaanse Materials Research Lab (MRL) van de University of California in Santa Barbara stond toen model voor het instituut. Veel Amerikaanse universiteiten hebben - net als de TU/e - niet één grote, maar meerdere kleine faculteiten voor natuurwetenschappen. Bij het MRL wisten ze een zestal faculteiten samen te brengen in één organisatie, waardoor interdisciplinaire samenwerking mogelijk werd.
Met hetzelfde doel voor ogen initieerde Meijer samen met zijn collega-hoogleraren Mark Peletier, Rutger van Santen en Jaap Schouten in 2008 de oprichting van een nieuw instituut. Dit moest zich gaan richten op het samenbrengen van wetenschappers en verschillende disciplines van de vijf meewerkende faculteiten: Mathematics and Computer Science, Biomedical Engineering, Applied Physics, Mechanical Engineering en Chemical Engineering. Sindsdien is het ICMS een plek waar wetenschappelijke samenwerking tussen verschillende vakgebieden gestimuleerd wordt. De focus van het onderzoek ligt op het bestuderen van moleculaire systemen, zowel op fundamenteel als toepassingsniveau. “Moleculen staan daarbij centraal en je hebt heel veel verschillende disciplines nodig om het vakgebied verder te helpen”, aldus Van Hest.
Met welke collega’s en disciplines je de handen ineen moet slaan om verder te komen, kan door de nieuwe ontwikkelingen door de jaren heen veranderen. “Toen we vijftien jaar geleden begonnen, was bijvoorbeeld artificiële intelligentie een niet-bestaand gebied bij ons”, vertelt Meijer. “Dat zijn belangrijke nieuwe onderzoeksgebieden waar je je bij aan moet sluiten.” Het onderzoeksveld is heel dynamisch, waardoor er continu zulke verschuivingen plaatsvinden. “Je moet je steeds afvragen of de samenwerking je nog steeds genoeg oplevert. En als dat niet meer aan de orde is, moet je het kunnen veranderen”, aldus Meijer.
Woonkameridee
Het kloppende hart van het ICMS is sinds 2012 het Ceres-gebouw. Deze huisvesting van het instituut, dat het in de eerste jaren met de kelder van het Hoofdgebouw (het huidige Atlas) moest stellen, kwam tot stand door de verbouwing van het oude ketelhuis. Volgens Meijer speelde Sagitta Peters, toenmalig business manager, een belangrijke rol in het project. “Ze was heel erg betrokken bij de verbouwing en werkte veel samen met een architect. Zo is onder andere het idee van de grote, open ramen ontstaan zodat je alles kunt zien.” Niet alleen Meijer en zijn team waren blij met hun nieuwe onderkomen; Ceres werd in 2013 uitgeroepen tot Gebouw van het Jaar.
Ceres is een plek waar je heel informeel en laagdrempelig mensen bij elkaar kunt brengen
Het gebouw heeft een belangrijke functie; het werkt als een centrale plaats waar mensen bij elkaar komen. “Het is een soort van woonkameridee, een plek waar je heel informeel en laagdrempelig mensen bij elkaar kunt brengen”, vertelt Van Hest. “Met een klein, maar toegewijd team organiseren we allerlei lezingen en activiteiten zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten. Daar komen langdurige samenwerkingen uit voort, wat ontzettend belangrijk is”, benadrukt hij.
Niets is verplicht
Niet iedere samenwerking werpt zijn vruchten af, weet Van Hest inmiddels als geen ander. “Soms breng je mensen bij elkaar voor een project en kom je erachter dat het geen goede match is. Dan kan de groep na een poos besluiten om andere dingen te gaan doen.” Volgens hem is deze vrijheid juist een groot voordeel van deze vorm van samenwerking. “Niet alles hoeft te werken, maar je hebt het in ieder geval geprobeerd.”
Meijer knikt instemmend: “Vanaf dag één was ons motto: er is niets verplicht. Als je iets organiseert en er komt niemand, dan heb je iets verkeerds georganiseerd. Het houdt je ook continu alert omdat je jezelf moet afvragen: wat is er echt spannend, waar zouden mensen geïnteresseerd in zijn?” Als het enthousiasme eenmaal weggaat, dan moet je er ook mee stoppen, meent Meijer.
Grensgebieden
Het klinkt bijna of deze vorm van interdisciplinaire samenwerking alleen maar voordelen heeft, toch was vijftien jaar geleden niet iedereen meteen enthousiast. “Sommige mensen dachten toen: dat kunnen we bij de faculteit wel doen”, vertelt Meijer.
De belangrijkste nieuwe dingen gebeuren tussen de disciplines in, op de grensgebieden
“Destijds werd het niet goed gezien – en tegenwoordig ook niet altijd – maar de belangrijkste nieuwe dingen gebeuren tussen de disciplines in, op de grensgebieden”, zegt Meijer. Het grensgebied tussen twee faculteiten is een spannende plek waar veel nieuwe dingen kunnen ontstaan, maar het kan voor onderzoekers lastig zijn om dat terrein te verkennen. “Dan zit je niet in de core van je eigen faculteit en kan het lijken alsof je er een beetje bij bungelt”, licht Meijer toe. ICMS is volgens hem de aangewezen plek voor de mensen die op deze manier een beetje buiten de boot vallen. “Hier krijg je die ruimte en versterk je juist elkaar.”
Oorspronkelijk had het instituut drie onderzoekslijnen; nu zijn dat zeven pijlers, onder andere materialen voor regeneratieve geneeskunde of polymeertechnologie. “Dat gaan we met onze nieuwe strategie veranderen”, vertelt Van Hest. De afgelopen jaren is het ICMS gegroeid en is het onderzoeksveld breder geworden. Van Hest merkte dat het soms moeilijk uit te leggen was wat de onderzoeksgebieden waren. “Het was te complex, maar je moet het juist simpel maken. Daarom hebben we besloten om terug te gaan naar een drietal domeinen.” Het eerste domein houdt zich bezig met het bestuderen van hoe moleculaire systemen in elkaar zitten, met het doel om ze beter te begrijpen. Dan zijn er twee toepassingsgebieden die zich richten op geavanceerde materialen en levenswetenschappen. “Dat geeft een helderder beeld, intern en extern, van wie we zijn en wat we kunnen.”
Fundamenteel onderzoek
Van Hest benadrukt dat fundamenteel onderzoek een belangrijke plaats heeft binnen het instituut. “Chemie is zo breed inzetbaar, er is niet één holy grail waar we alles op inzetten”, vertelt hij. “Moleculen zijn de bouwstenen van de materie, kleine deeltjes waar alles uit opgebouwd is. Je wilt begrijpen hoe die bouwsteentjes met elkaar samenwerken, waardoor er materialen ontstaan met bepaalde eigenschappen. Dat is de basis en die kun je gebruiken bij het ontwerpen van slimme coatings of materialen die zorgen voor weefselherstel. Er zijn heel veel toepassingsgebieden, maar allemaal op basis van dat fundament.”
Er is altijd veel aandacht voor innovaties, maar nauwelijks aandacht voor fundamentele kennis. Terwijl daar juist alles op gebaseerd is
Toch is deze fundamentele kennis vaak het ondergeschoven kindje van wetenschappelijk onderzoek, vindt Meijer. “Het heeft ook te maken met hoe journalisten over wetenschap communiceren. Vaak zijn ze niet zo geïnteresseerd in iets heel fundamenteels dat moeilijk uit te leggen is. Een nieuwe toepassing die iedereen begrijpt is veel aantrekkelijker. Er is altijd veel aandacht voor innovaties, maar nauwelijks aandacht voor fundamentele kennis. Terwijl daar juist alles op gebaseerd is.” Een van de belangrijke taken van het instituut is volgens hem om de waardering te geven die het fundamentele onderzoeken verdient maar elders vaak tekortkomt. “Wij zeggen hier: ‘wij vinden dat hele fundamentele wel heel erg mooi en waardevol’.”
De wezenlijke doorbraken kun je pas realiseren als je die basis begrijpt, en dat is hoe moleculen samenwerken
Een van de fundamentele vragen is hoe je aan moleculen bepaalde eigenschapen kunt geven. “Een molecuul op zich heeft geen eigenschappen, deze krijgt het door samen te komen met andere moleculen. Een beetje zoals mensen gedefinieerd worden door interactie met andere mensen en door hoe ze zich in een gemeenschap tot elkaar verhouden”, legt Van Hest uit. “Hoe meer bouwsteentjes je bij elkaar brengt, hoe ingewikkelder het wordt. We kijken nu naar het fundament; hoe we de moleculen nieuwe eigenschappen kunnen geven die belangrijk zijn.” Deze kennis kan op vele gebieden toegepast worden: van energietransitie tot het ontwikkelen van recyclebare materialen en het oplossen van gezondheidsproblemen. “De wezenlijke doorbraken kun je pas realiseren als je die basis begrijpt, en dat is hoe moleculen samenwerken”, benadrukt hij.
Wetenschap zichtbaar maken
“Ik vind het heel goed van Bert dat hij in het begin gelijk de Animation Studio heeft opgericht”, vervolgt hij. De animatiefilmpjes, die de complexe moleculaire systemen in beeld brengen, zijn te vinden op het YouTubekanaal van het ICMS. Koen Pieterse, de teamleider van de studio, is zelf gepromoveerd op moleculair onderzoek en werkt samen met collega’s met een designachtergrond. “Samen zorgen ze ervoor dat iets abstracts, dat moeilijk te behappen is, vertaald wordt naar iets zichtbaars. Dat heeft ontzettend geholpen bij het verhogen van begrip bij een breed publiek van wat we aan het doen zijn”, vertelt Van Hest.
“Moleculen zijn ingewikkelde structuren”, legt Meijer uit. “Als ze klein zijn, is de dynamica van het molecuul overzichtelijk. Maar als het groter wordt, zoals een stukje eiwit of DNA, dan is de vraag: wat is de structuur op tijdstip één, één nanoseconde later en twee nanoseconden later. Het beweegt namelijk de hele tijd.” Mensen hebben veel moeite om complexe dingen te zien in beweging, maar dankzij de filmpjes kunnen ze de dynamica beter begrijpen, meent hij. “Heel veel vragen op het gebied van gezondheid en ontwikkeling van materialen hebben te maken met het onbegrip over de structuur van moleculen in plaats en tijd, bijvoorbeeld hoe stukjes DNA worden gerepliceerd en daar een eiwit uit komt. In woorden is het lastig uit te leggen, maar met een filmpje kun je dit precies laten zien.”
Duplogebouw
Op de vraag waar Van Hest het meest trots op is, reageert hij zonder aarzeling: “Op het feit dat we altijd in staat zijn geweest om een omgeving te creëren waarin mensen excelleren. We zijn er voor de mensen, zodat zij hun carrière zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen.”Meijer is het met hem eens. “ICMS zijn maar vier letters. Het is niets. We zijn er om mensen te ondersteunen bij wat ze graag willen doen. Het gaat er niet om dat het instituut heel succesvol wordt, maar dat de mensen succesvol worden.”
En dat lukt aardig, aangezien de onderzoekers die aangesloten zijn bij het ICMS de ene prijs na de andere in de wacht slepen. Zo ontving Patricia Dankers, hoogleraar Biomedische Materialen en Chemie, dit jaar een Vici-beurs die ze wil gebruiken om een kunstmatige versie te maken van het materiaal dat cellen in het menselijk lichaam omgeeft. Sandra Loerakker, universitair hoofddocent bij de faculteit Biomedical Engineering, kreeg vorig jaar een Vidi-beurs. Loerakker is bezig met het ontwikkelen van rekenmodellen om hartklepregeneratie te begrijpen en te voorspellen. Van Hest zelf, die in zijn onderzoek onder meer bezig is met de ontwikkeling van kunstmatige cellen en nanomedicijnen, ontving in 2020 de Spinozapremie, de belangrijkste onderscheiding in de Nederlandse wetenschap.
Toch hebben Van Hest en Meijer het liever niet over de individuele successen. “Als je iemand uitlicht, dan doe je vier anderen tekort”, vindt Van Hest. “Dat past niet bij hoe we zijn”, bevestigt Meijer. Zelf ziet hij het instituut “als een duplogebouw”. Meijer: “Het is een voortdurend proces waarbij je gezamenlijk iets moois bouwt en elk blokje is daarbij even belangrijk. Het is niet zo dat er twee blokjes bij komen waardoor het gebouw ineens heel mooi wordt. Elke kleine bijdrage van iedereen heeft zijn rol erin.”
Je moet de rol van ICMS ook niet overschatten, vindt Meijer. “Als er een prijs wordt gewonnen, gaat er soms veel aandacht naar het instituut alsof dat het belangrijkste is, maar dat is het niet. De mensen zijn ook bezig bij hun faculteit en werken samen met mensen die niet bij het instituut zitten. Dus het is nooit alleen maar aan het ICMS te danken, dat speelt er altijd slechts een kleine rol in.”
Gezonde competitie
Een van de geheimen van het grote succes van het instituut is volgens Van Hest de grote collegialiteit en het feit dat mensen elkaar steunen. “Er is een hele grote gunfactor. Als jouw collega succesvol is, dan straalt het af op het hele instituut. Het stimuleert de gemeenschap en geeft een positieve energie aan de hele organisatie.”
“Bij ICMS krijgt iedereen enorm veel support en waardering, maar er is ook een gezonde competitie”, vult Meijer aan. “Als Jan en zijn groep iets moois hebben bereikt, feliciteer ik hem, maar denk ik ook ‘potverdomme, nu moeten wij ook’”, zegt hij, terwijl hij met een gebalde vuist demonstratief op tafel slaat. “Het is misschien niet heel modern om te zeggen, maar dat gevoel heb je ook een beetje nodig om zelf verder te komen, daar geloof ik heilig in.” Van Hest knikt instemmend. “Kijk bijvoorbeeld naar tennis. Ik denk dat Djokovic en Nadal zo lang zo succesvol zijn, omdat ze steeds in een vriendelijke competitie zijn met elkaar. Ze willen allebei de beste zijn en hierdoor blijven ze elkaar uitdagen. Dat doe je ook in de wetenschap.”
Wij hebben één eenvoudige doelstelling: mensen die bij ons actief zijn zo goed mogelijk ondersteunen in hun wens om met anderen samen te werken
Wat het ICMS verder zo uniek maakt is zijn standvastigheid, vindt Meijer. “Je kiest ergens voor en daar hou je je aan vast. Andere instituten waaien te snel mee met iets nieuws.” Volgens hem is een duidelijke langetermijnvisie het belangrijkste. “Wij hebben één eenvoudige doelstelling: mensen die bij ons actief zijn zo goed mogelijk ondersteunen in hun wens om met anderen samen te werken.” Dat maakt het heel makkelijk om de strategie te bepalen en keuzes te maken. “Wat er niet bij past, doe je ook niet.” Het is onder andere deze duidelijke koers waardoor het instituut al zo lang goed zijn werk doet, namelijk mensen stimuleren, meent hij.
Op tijd stoppen
Op wetenschappelijk gebied is er genoeg te doen in de komende jaren. Het nieuwe Interactive Polymeric Materials Research Center ontving van het Zwaartekrachtprogramma, een subsidieprogramma van de NWO, meer dan 15 miljoen euro om nieuwe dynamische en duurzame polymeermaterialen te ontwikkelen. “Het gaat om materialen die zich aanpassen aan de wensen van de gebruiker”, legt Van Hest uit. “Je kunt ze gebruiken als coatings die het daglicht filteren, energie kunnen opwekken of die zorgen voor extra frictie of juist minder wrijving. Of materialen die zo slim zijn opgebouwd dat ze na gebruik stukje voor stukje afgebroken kunnen worden als legoblokjes, zodat je ze om kunt zetten naar nieuwe materialen. Dat is een van de vele thema’s waar we mee bezig zijn, maar wel een waar we voor de komende tien jaar op ingezet hebben met het programma.”
Na vijf jaar in de rol van wetenschappelijk directeur zit Van Hest ongeveer op de helft van zijn functieperiode. Net als Meijer is hij namelijk van plan om het directeurschap na tien jaar weer door te geven. “Ik denk dat het niet verstandig is om langer door te willen gaan. Uiteindelijk kom je in een routine terecht, verlies je je innovatieve kracht en zie je dingen niet meer. Gelukkig zie ik genoeg goede mensen binnen de organisatie die het kunnen overnemen en er een nieuwe impuls aan kunnen geven.”
Volgens Van Hest is het overigens geen vanzelfsprekendheid dat het ICMS over vijf, tien of vijftien jaar nog bestaat. “We kijken niet naar hoe we het instituut in leven moet houden, maar naar hoe we mensen het beste kunnen helpen. Je moet het niet per se tot in de eeuwigheid door blijven zetten.” Volgens hem moet het instituut alleen blijven bestaan, zolang het een toegevoegde waarde heeft. “Misschien verandert er in de toekomst de structuur van de universiteit, waardoor andere plekken onze functie overnemen en het ICMS niet langer nodig is.” Als je je als instituut overbodig hebt gemaakt, dan kun je beter stoppen, vindt hij. “Dat kan trouwens ook iets positiefs zijn, want het betekent dat de wetenschappers elkaar ook zonder ons goed weten te vinden.”
Discussie