Genderscan moet helpen meer vrouwelijke studenten te trekken
De faculteit van Electrical Engineering heeft onderzoek laten doen naar genderinclusiviteit
Om erachter te komen hoe de opleiding Electrical Engineering aantrekkelijker gemaakt kan worden voor vrouwelijke studenten lieten de drie technische universiteiten die deze opleiding aanbieden, een genderscan uitvoeren. Decaan Bart Smolders van de Eindhovense opleiding vertelt wat het onderzoek heeft opgeleverd en hoe de uitkomsten op dit moment al worden toegepast binnen zijn faculteit. Naast meer vrouwelijke studenten moet het er ook toe leiden dat het aantal vrouwelijke docenten toeneemt. Twee vrouwelijke bestuursleden van studievereniging Thor vertellen over hun ervaringen in een door mannen gedomineerde omgeving.
Het aandeel vrouwelijke studenten op de TU/e is nog steeds aanzienlijk lager dan het aandeel mannen, respectievelijk 28 en 72 procent. Om die kloof, die bij Electrical Engineering met 12 tot 13 procent vrouwen nog groter is, te overbruggen heeft de faculteit een genderscan laten uitvoeren. Dit onafhankelijke onderzoek naar genderdiversiteit en -inclusiviteit startte als een 4TU-project, maar aangezien Wageningen de opleiding Electrical Engineering niet aanbiedt beperkt het zich tot Eindhoven, Delft en Enschede. Om de vertrouwelijkheid van de verzamelde data te waarborgen werd het uitbesteed aan VHTO, het expertisecentrum voor genderdiversiteit in bèta, techniek en IT.
In 2020 ging het onderzoek van start, maar door de coronapandemie kwam het tijdelijk op een laag pitje te staan. Toch heeft het al een aantal opmerkelijke resultaten opgeleverd en zette de faculteit op basis daarvan al de eerste stappen om meer vrouwelijke studenten aan te trekken. Decaan Bart Smolders vertelt erover en geeft aan wat er volgens hem nodig is om de instroom én het vasthouden van vrouwelijke studenten te vergroten.
Voorlichting
“De belangrijkste aanleiding voor het onderzoek is dat we meer studenten willen aantrekken”, vertelt Smolders. “Deels lukt dat door internationals te laten instromen, maar we willen ook meer meisjes aantrekken. Want daar hebben we er relatief weinig van.”
Het onderzoek is volgens hem tweeledig. “Ten eerste wilden we kijken hoe we onze voorlichtingsmaterialen en -activiteiten kunnen aanpassen, zodat meer meisjes zich aangesproken voelen en vaker voor onze opleiding kiezen. Verder wilden we in kaart brengen hoe de meisjes de studie ervaren -en dat ten opzichte van de jongens- en hoe we dat kunnen verbeteren.”
Uit de genderscan blijkt dat verschillende factoren een rol spelen bij het relatief lage aandeel vrouwen. “De keuze voor een bepaalde studierichting wordt eigenlijk al heel vroeg gemaakt, op de basis- en middelbare school, of onder invloed van de ouders die de kinderen een bepaalde kant op duwen. Daar hebben wij helaas maar beperkt invloed op”, constateert Smolders. “Wat we met het onderzoek vooral beogen is: hoe kunnen we ons aan de meisjes die naar onze open dagen komen, zo goed mogelijk presenteren zodat ze de opleiding interessant gaan vinden. En vervolgens: hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze bij ons blijven? Daar moeten we een cultuur voor creëren waar meisjes zich prettig bij voelen en waar ze bij willen horen.”
Rolmodellen
Uit het onderzoek blijkt dat er een verschil is in de ‘sense of belonging’ tussen de mannelijke en vrouwelijke studenten. Door een veilige en inclusieve cultuur te creëren moeten steeds meer meisjes zich thuis gaan voelen op de faculteit. Het feit dat een aantal vrouwen zitting heeft in het bestuur van studievereniging Thor, van de zeven leden zijn er dat dit jaar twee, levert daar ongetwijfeld een bijdrage aan, meent Smolders. “Het is belangrijk dat meisjes die bij ons komen, rolmodellen hebben en vrouwen zien die een belangrijke rol hebben in het studentenleven. Op die manier creëren we een sfeer die beter past bij wat ze zoeken.”
Over het algemeen is de sfeer goed en zijn de studenten aardig voor elkaar, verklaart Smolders. “Als zich een incident voordoet zijn we daar heel scherp op. De studievereniging heeft ook een speciaal bestuurslid voor social safety. Maar het belangrijkste vind ik dat er een gezonde omgeving wordt gecreëerd, waarin sommige dingen gewoon niet kunnen. Dat kun je niet allemaal in regels vastleggen, maar moet je uiteindelijk vooral met elkaar doen.”
Self-efficacy
Een opvallend resultaat van het onderzoek is dat vrouwelijke studenten het bij Electrical Engineering over het algemeen een stuk beter doen dan hun mannelijke studiegenoten, terwijl ze eerst veel onzekerder waren of ze het zouden kunnen. Deze relatief lage self-efficacy - het vertrouwen in je eigen kunnen - bij meisjes zorgt er enerzijds voor dat vrouwelijke studenten over het algemeen harder werken, omdat ze bang zijn dat ze anders geen goede resultaten halen. Maar het betekent ook dat veel meisjes bij voorbaat al denken: die studie ga ik maar niet doen, dat is te hoog gegrepen voor mij.
Het algemene beeld dat we krijgen is dat de meisjes veel harder werken en in het begin veel onzekerder zijn dan de jongens
Smolders: “Meisjes denken vaak: ik had maar een acht voor wiskunde, dus het is te moeilijk voor mij. Een jongen denkt: ik had een zes voor wiskunde, dus ik kan het wel. Die aanvankelijke onzekerheid van de meisjes wordt overigens al snel overwonnen wanneer ze bij ons goede cijfers halen en ze merken dat ze het gewoon prima kunnen.”
Verschil in voorkennis
Een andere opvallende uitkomst is dat er een verschil blijkt te zijn in de voorkennis die (een deel van) de jongens en de meisjes hebben wanneer ze aan hun studie bij Electrical Engineering beginnen. “Dat geldt eigenlijk alleen voor het onderdeel programmeren”, specificeert Smolders. Toch is dit voorbeeld tekenend voor de obstakels die veel meisjes moeten overwinnen aan het begin van hun studie.
Alle studenten volgen in hun eerste jaar het vak programmeren. “De meeste meisjes hebben nog nooit eerder geprogrammeerd”, aldus Smolders, “maar een deel van de jongens wel. Deze groep heeft een duidelijke voorsprong, wat voor de rest demotiverend werkt. Het is alsof je leert fietsen, waarbij jij steeds valt, terwijl een hele groep al aan het mountainbiken is.”
Het vak is nu aangepast zodat iedereen genoeg tijd krijgt om de basis te leren. Zo ligt het tempo eerst wat lager en later juist iets hoger, zodat iedereen uiteindelijk hetzelfde niveau haalt. Smolders: “Eigenlijk wacht je dus tot iedereen kan fietsen en ga je dan pas samen mountainbiken.”
Maatschappelijke relevantie
Een andere belangrijke factor die uit het onderzoek naar voren komt, is dat een groot deel van de meisjes het belangrijk vindt dat hetgeen wat je doet ook maatschappelijke relevantie heeft. “Heel veel jongens kiezen voor onze opleiding omdat ze het gewoon een leuk vak vinden, denk aan bijvoorbeeld IC’s en transistors maken”, vertelt Smolders. “Ze zijn nog helemaal niet bezig met de vraag wat ze er later mee kunnen. Een groot deel van de meisjes wil juist een concreet doel voor ogen hebben. Die denken: ik wil aan de energietransitie werken, dan is deze opleiding een mooi startpunt.”
Een groot deel van de meisjes vindt het belangrijk dat hun vakgebied een maatschappelijke relevantie heeft
De faculteit heeft inmiddels de voorlichtingsmaterialen aangepast zodat het duidelijker wordt wat je met de studie kunt doen en welke maatschappelijke impact je ermee kunt uitoefenen. “We hebben ook filmpjes met onze alumni gemaakt om het heel concreet te maken wat Electrical Engineering is en wat je ermee kunt. Op die manier hopen wij een bredere groep potentiële studenten aan te spreken”, vertelt de decaan.
Vrouwelijke medewerkers
De focus van het genderonderzoek lag tot nu toe vooral op de ervaringen van studenten, maar de faculteit wil het onderzoek in de toekomst verder uitbreiden naar medewerkers. Ook binnen het onderwijzend personeel zijn mannen meer vertegenwoordigd dan vrouwen. De eerste stappen om dat te veranderen zijn al gezet; de faculteit heeft in de afgelopen jaren veel vrouwen uitgenodigd om te solliciteren en er ook veel aangenomen. Daarnaast is de recruitment geschoold om gender bias (ongelijke positie van individuen gebaseerd op hun gender) bij de sollicitatieprocedure uit te sluiten.
“Toch merken we dat vrouwelijke docenten hier een moeilijkere start hebben dan mannen”, vertelt Smolders. Beginnende universitair docenten zijn meestal rond de dertig jaar en staan op het cruciale punt in hun leven waarop ze niet alleen aan hun academische carrière werken, maar vaak ook een gezin stichten en een huis kopen.
“Alle UD’s doorlopen een traject van circa vijf jaar waarin ze regelmatig beoordeeld worden, de zogenaamde tenure track. Onze ervaring is dat vooral vrouwelijke UD’s een hele hoge druk ervaren, waardoor er vaker problemen ontstaan, zeker in combinatie met belangrijke privézaken zoals het stichten van een gezin. Daarbij speelt onzekerheid waarschijnlijk ook een rol. Vrouwen maken zich eerder zorgen of het hen gaat lukken”, aldus Smolders.
Om meer rust te creëren, krijgen alle UD’s - mannen en vrouwen - nu vanaf dag één een vast contract. “Daarnaast proberen wij flexibel te zijn, zodat mensen minder kunnen gaan werken, of (meer) thuis kunnen werken; ook dat neemt bij de werknemers wat druk weg en het helpt een betere werk-privébalans te creëren”, licht Smolders toe.
Pilot
Dit genderonderzoek van de drie TU’s is een pilot. De drie universiteiten gaan samen de resultaten evalueren en implementeren en het onderzoek verder uitbreiden, maar het is uiteindelijk de bedoeling dat ook andere faculteiten hun voorbeeld gaan volgen.
“Ik kan ze dat van harte aanbevelen”, zegt Smolders. “Het leuke hieraan is dat je de resultaten van het onderzoek intern kunt gebruiken om een sense of urgency te creëren. Door duidelijk in kaart te brengen hoe studenten het zelf ervaren, wordt het veel concreter en overtuigender dan wanneer ik het in m’n eentje roep.”
Op de vraag wat hem nu het meest is opgevallen aan de resultaten, zegt Smolders: “Dat de meisjes van tevoren veel onzekerder zijn en dat ze het eenmaal hier veel beter doen dan de jongens. We hebben veel vrouwelijke studenten die het uitstekend doen en cum laude afstuderen, maar we willen ook meisjes die het gemiddeld goed doen, of die bij wijze van spreken met hard werken net een zeven halen. Die hebben we nu te weinig.”
Zijn eigen dochter heeft Applied Physics gestudeerd aan de TU/e, zegt Smolders aan het einde van het gesprek. “Ook zij maakte zich eerst zorgen of ze het wel zou redden.” Vervolgens met een brede glimlach: “Uiteindelijk is ze cum laude afgestudeerd.”
“Aan de stomme grapjes raak je snel gewend”
Anne Willems en Norine Rijksen, beiden bachelorstudent Electrical Engineering en bestuurslid van studievereniging Thor, weten als geen ander hoe het is om een opleiding te volgen die gedomineerd wordt door mannen. Ze vertellen over het belang van vrouwen in het bestuur en delen hun persoonlijke ervaringen met obstakels die ze als vrouwelijke studenten moesten overwinnen.
“Wij hebben een laag percentage vrouwen op de opleiding zelf, maar je ziet dat veel van hen juist actief zijn bij de studievereniging, dus daar zijn de verhoudingen tussen man en vrouw iets gelijker", vertelt Rijksen. Het bestuur bestaat gewoonlijk uit zeven of acht leden, waarvan het de laatste jaren meestal twee of drie vrouwen zijn. Wie echter op de website van Thor kijkt, ziet dat er in het verleden heel wat jaren zijn geweest waarin het bestuur uitsluitend uit mannelijke studenten bestond, zo ook nog in het academisch jaar 2015-2016. Sindsdien zit er ieder jaar ten minste één vrouw in het bestuur.
Social skills
Hoe belangrijk is het eigenlijk dat er vrouwen in het bestuur zitten? “Wanneer vrouwen gerepresenteerd zijn in het bestuur, gaan vrouwelijke studenten zich meer welkom voelen en zich gemakkelijker bij de studievereniging aansluiten”, vindt Rijksen die naast haar functie als vice-president en commissaris Walhalla (barverantwoordelijke) ook als speciaal bestuurslid voor sociale veiligheid is aangesteld. “De verantwoordelijkheid voor sociale veiligheid ligt bij de universiteit, maar wij staan als bestuur dichter bij de studenten en kunnen hierdoor een belangrijke verbinder zijn tussen waar de studenten behoefte aan hebben en wat de universiteit hen op dat gebied kan bieden”, vertelt Rijksen.
Zo zorgt ze er samen met het bestuur voor dat er binnenkort een workshop social skills wordt georganiseerd. “Dat kan volgens mij helpen om meer begrip voor elkaar op te brengen. Er ontstaan weleens nare situaties waarin vrouwen zich niet inclusief voelen, maar ik denk dat het vaak niet eens de bedoeling is om ze zo te laten voelen. Het is eerder onhandigheid of iets dat erin is geslopen, zonder dat men zich er bewust van is. Daarom is het zo belangrijk om tijdens de workshop met elkaar open in gesprek te gaan. We willen op die manier meer bewustzijn creëren en laten zien hoe je bepaalde situaties kunt voorkomen.”
Onhandigheid en ongemak
Hoe is het eigenlijk om als vrouw een opleiding te volgen waar mannen de overgrote meerderheid vormen? “Ik heb er zelf weinig last van, maar ik denk dat de cultuur wel anders zou zijn als er meer vrouwen waren”, zegt Willems. “Ik heb het gevoel dat veel mannelijke studenten bij EE niet gewend zijn om vrouwen om zich heen te hebben en niet zo goed weten hoe ze ermee om moeten gaan. Dat zie je weleens aan de manier waarop ze op je reageren.” Rijksen bevestigt dit: “Ik heb weleens in de collegezalen situaties meegemaakt die heel ongemakkelijk waren. De eerste keer dat ik op de uni was vroeg ereen jongen om een pen en toen ik hem er eentje gaf, werd hij helemaal rood en durfde hij absoluut niet tegen mij te praten. Sommigen zijn het helemaal niet gewend om door een vrouw aangesproken te worden, lijkt het wel.”
Sommige mannelijke studenten zijn het helemaal niet gewend om door een vrouw aangesproken te worden, lijkt het wel
Oneerlijk
Ook gender bias is iets wat Rijksen herkent. “Ik heb weleens het gevoel gehad dat ik niet eerlijk beoordeeld werd omdat ik vrouw ben. Zo wilde ik een wat lastiger project oppakken, omdat ik er echt van wilde leren, maar toen zeiden zowel mijn groepje als mijn tutor: ‘Jij kunt je beter met een makkelijker onderwerp bezighouden, bijvoorbeeld presentatieontwerp, dat is meer wat voor jou’. Terwijl de tutor me nauwelijks kende en helemaal niet kon weten wat ik wel of niet kon. Van dat soort dingen word ik heel boos.” Rijksen durfde er destijds niet tegenin te gaan. “Je zit in een groepje van tien studenten en als zelfs de tutor, die je uiteindelijk gaat beoordelen, zegt ‘jij kan het vast niet’, dan is het heel lastig om er iets van te zeggen.”
Ik heb weleens het gevoel gehad dat ik niet eerlijk beoordeeld werd omdat ik vrouw ben
Olifantenhuid
Van ongepaste of vrouwonvriendelijke grapjes hebben beide studentes weinig last, al is dit vooral te danken aan hun incasseringsvermogen. “Er worden regelmatig stomme, vrouwonvriendelijke grappen gemaakt, maar die blijven bij mij niet lang hangen. En ik ben vrij direct, dus meestal zeg ik er wel wat van”, vertelt Rijksen. Willems heeft een vergelijkbare ervaring: “De eerste keer denk je er iets van maar je raakt eraan gewend en het doet je verder niet zo veel.” Je moet hier als vrouw wel een beetje een olifantenhuid ontwikkelen, concluderen de studentes. Willems wijst ook op het andere uiterste: “Er wordt nu best wel veel gehamerd op het vrouwvriendelijk zijn en dan krijg je weleens dat sommige mensen zich juist geforceerd terughoudend gaan opstellen, omdat ze bang zijn om iets verkeerds te zeggen. Dat maakt de situatie niet per se prettiger, omdat het gesprek dan onnatuurlijk voelt.“
Motivatie en rolmodellen
Willems was van tevoren helemaal niet bezig met het feit dat ze een studie ging doen waar vooral mannen op zaten. “Ik kom uit Limburg en ik ging ineens in Brabant studeren, dát voelde pas als een grote drempel”, lacht Willems. “Het was echt dat ik het eerste college binnenkwam en dacht ‘oh huh, dat zijn weinig vrouwen’.” Uit de genderscan blijkt dat veel meisjes van tevoren onzeker zijn of ze een technische studie aankunnen. Rijksen herkent dat gevoel: “Ik had van tevoren het idee dat je super-superslim moest zijn om deze studie te doen. Ik was dan ook het eerste halfjaar best gespannen of het niet te moeilijk zou zijn.” De motivatie speelde gelukkig een grote rol. “Ik vond het vak heel leuk en ik was dan ook bereid om er hard voor te werken.” Wat haar verder over de drempel heeft geholpen waren de rolmodellen die ze in haar eigen familie vond: “Ik heb drie zussen die ook een technische studie hebben gedaan, dat maakte het voor mij iets makkelijker.”
Ik kwam het eerste college binnen en dacht 'oh huh, dat zijn weinig vrouwen'
De studentes zijn nu zelf rolmodellen voor anderen geworden, al zien ze het zelf niet zo. “Natuurlijk is het belangrijk dat er ook vrouwen in het bestuur zitten, dat heeft mij in de introductieweek ook geholpen”, zegt Rijksen. “Maar eigenlijk wil je niet specifiek als vrouw worden gezien of aangesproken”, vult Willems aan. “Dan wordt er juist een onderscheid gemaakt, terwijl ik liever heb dat het onderscheid überhaupt niet wordt gemaakt en iedereen hetzelfde behandeld wordt.”
Discussie