De vergeten vrouwen van de natuurwetenschappen

Boek haalt vrouwen uit de natuurwetenschappen voor het voetlicht

Je zou het niet zeggen als je de geschiedenisboeken bekijkt, maar vrouwen speelden een belangrijke rol in de natuurwetenschappen. Ze mochten vaak niet officieel op de universiteit werken, publiceerden soms onder een mannelijk pseudoniem of zagen mannelijke collega’s er met hun resultaten - of de Nobelprijs - vandoor gaan. Maar ondertussen deden ze ontdekkingen die tot vandaag de dag mede de basis vormen voor de natuurwetenschappen. Om de vrouwen die uit de geschiedschrijving vielen voor het voetlicht te brengen, schreef bijzonder TU/e-hoogleraar wetenschapscommunicatie Margriet van der Heijden het boek Ongekend.

door
foto Natalia Kirienko / iStock

Toen Van der Heijden in 1982 natuurkunde ging studeren was ze al snel het enige meisje van haar jaar. In de jaarlagen boven en onder haar was er zelfs geen enkele vrouwelijke student te bekennen. “En ook alle docenten en begeleiders waren mannen”, vertelt Van der Heijden, die sinds een jaar bijzonder hoogleraar is bij de faculteit Applied Physics and Science Education. “Natuurkunde, maar ook wiskunde en scheikunde werden als mannenvak gezien.” Het leidde geregeld tot de vraag: Noem dan eens een vrouw die een belangrijke ontdekking heeft gedaan?

Van der Heijden ging op zoek naar zulke vrouwen die hadden bijgedragen aan de natuurwetenschappen. En tijdens die zoektocht ontdekte ze veel meer vrouwen dan ze had verwacht. Een aantal van hen staan nu in het boek Ongekend, dat vorige week werd uitgebracht. “Maar ik had de bundel nog veel dikker kunnen maken.”

CERN

Van der Heijden heeft een achtergrond als deeltjesfysicus. Ze deed haar promotieonderzoek bij CERN bij Genève. Na nog drie jaar als postdoc bij dezelfde organisatie, besloot ze de wetenschapsjournalistiek in te gaan. Haar interesse voor vrouwen in de natuurkunde werd vanaf 2013 een terugkerend thema in haar werk. In dat jaar schreef ze een opiniestuk in het NRC, naar aanleiding van cijfers over vrouwelijke hoogleraren per land, waarbij Nederland onderaan de lijst bungelde. “Op dat stuk heb ik de meeste brieven ooit gekregen. Het motiveerde me om hiermee door te gaan.” Later schreef ze voor dezelfde krant een serie portretten over vrouwelijke natuurwetenschappers, die nu in haar boek - aangevuld met meer portretten en een inleiding - gebundeld zijn.

Ze waren er dus zeker, vrouwen in de natuurwetenschappen. Maar waarom weten we niet van hun bestaan af? “Wat je steeds ziet is dat vrouwen door de maatschappij in het keurslijf van de dienstbaarheid en zorgzaamheid werden gedwongen. Vrouwen zelf internaliseerden dat vaak ook”, aldus Van der Heijden. Als ze al scholing kregen, dan bereidde dat onderwijs hen meestal voor op praktische en zorgtaken. “Toen vrouwen alsnog naar de universiteit mochten, moesten ze al zulke vooroordelen overwinnen.” Ook liepen mannen soms - al dan niet bewust - gemakkelijk weg met de eer van een gezamenlijke ontdekking. “In een hoog competitieve omgeving komt het sommigen misschien ook niet zo slecht uit dat een ander wordt onderschat.”

Matilda-effect

Dat raakt aan het Matilda-effect dat de bijzonder hoogleraar in haar boek beschrijft. “Je hebt wat het Matheus-effect genoemd wordt. Wie een prijs of subsidie wint, heeft een grotere kans dat nog een keer te doen. Dat overkomt mannen over het algemeen vaker. Het Matilda-effect is het tegenovergestelde en beschrijft hoe werk van vrouwen juist systematisch wordt onderschat. Zoals door te zeggen: ze had een goede begeleider, of: verder publiceerde ze eigenlijk niks.”

Een voorbeeld dat ze in haar boek aanhaalt is dat van Ben Barres, een wetenschapper die een transitie van vrouw naar man onderging. Toen hij als man een presentatie gaf, zei iemand dat hij een fantastische presentatie had gegeven, maar dat zijn werk ook beter was dan dat van zijn ‘zus’. “Die situatie zegt alles.”

“In de Franse Revolutie waren rechten van de mens feitelijk rechten van de man"

Margriet van der Heijden
bijzonder hoogleraar wetenschapscommunicatie

De tijden zijn veranderd, vooral doordat vrouwen nu dankzij anticonceptiemiddelen andere keuzes kunnen maken, zegt Van der Heijden. Ook zijn er meer vrouwen in de wetenschap, die samen meer invloed kunnen uitoefenen. Maar een gelijk speelveld creëren voor mannen en vrouwen in de wetenschap gaat niet in een rechte lijn, weet ze. In haar boek gaat ze terug tot begin 18e eeuw, toen Laura Bassi als eerste vrouwelijke hoogleraar in Europa haar studenten en collega’s thuis moest ontvangen, omdat ze alleen bij hoge uitzondering de universiteitsgebouwen mocht betreden. Bassi was lid van de Bolognese Academie van Wetenschappen, een select groepje waar later ook vrouwen als Émilie Du Châtelet en Maria Gaëtana Agnesi tot mochten toetreden. “Het was voor het eerst dat vrouwen echt tot een ‘moderne’ universiteit doordrongen.”

Het lijkt, naast de belemmeringen, op een relatief goed begin voor vrouwen in de natuurwetenschappen, maar de Franse Revolutie doet al wat bereikt is teniet. “In die revolutie waren rechten van de mens feitelijk rechten van de man. Vrouwen schreven pamfletten, maar werden niet gehoord. Napoleon ontzegde in Bologna de vrouwen de toegang tot de universiteit weer. En de bibliotheek met stukken van Bassi ging in vlammen op.” Als het een tijdje goed gaat, wil dat dus niet zeggen dat we er zijn, ook nu nog niet, wil Van der Heijden maar zeggen. “Al zijn er intussen zoveel vrouwen in de wetenschap en zijn we er zo anders over gaan denken dat het niet helemaal zal kunnen worden teruggedraaid.”

Belangrijke ontdekkingen

Dat het niet gemakkelijk was voor vrouwen om in de natuurwetenschappen voet aan de grond te krijgen, mag duidelijk zijn. Maar ze waren er wel en deden belangrijke ontdekkingen. Zo was er Henrietta Leavitt, die bij Harvard alleen als calculator routinewerk mocht doen, maar in haar vrije tijd de methode ontwikkelde die Hubble later gebruikte toen hij de uitdijing van het heelal aantoonde. En June Almeida was de dochter van een buschauffeur, maar wist via omzwervingen te promoveren en als eerste een coronavirus zichtbaar te maken. Het waren veerkrachtige pioniers, zegt Van der Heijden. Bewondering heeft ze ook voor Mary Anning, die alleen de basisschool had afgerond, maar toch uiteindelijk correspondeerde met de beroemdste paleontologen van haar tijd.

Toch dient het boek niet als lofzang, benadrukt ze. “Ik heb geen boek willen maken over alleen maar heldinnen. Er staat bijvoorbeeld ook een portret in van Harriet Brooks, die gestopt is toen ze trouwde. En van Grace Chisholm Young, die het prima vond dat gezamenlijke publicaties enkel onder de naam van haar man verschenen. Ik wilde de diversiteit laten zien in keuzes die vrouwen maakten.” Ze wil vooral het beeld ontkrachten dat er geen vrouwen in de natuurwetenschappen waren en een meer realistische kijk geven op de geschiedenis. “Zo van: kijk maar, ze waren er wél.”

Eén jaar bijzonder hoogleraar

In december vorig jaar begon Van der Heijden als bijzonder hoogleraar wetenschapscommunicatie. “Het jaar is voorbij gevlogen, vooral omdat ik hier maar één dag in de week zit. Maar ik heb wel een aantal dingen op kunnen zetten.” Samen met Ivo van Vulpen, die in Leiden dezelfde functie bekleedt, heeft ze een subsidie verkregen waarmee ze een zomerschool voor early career physicists gaat draaien op het gebied van wetenschapscommunicatie. Ook zullen ze tijdens de landelijke natuurkundedagen een enquête houden over de wensen van het veld op het terrein van wetenschapscommunicatie. “Ik heb ook nog een kleinere samenwerking op het gebied van metaforen. En ben bezig een eigen onderzoekslijn op te zetten. ”

Hoe dat onderzoek precies vorm zal krijgen is nog niet bekend, maar het moet onderzoek zijn dat echt handen en voeten heeft en gelinkt is aan de praktijk, zegt Van der Heijden. Vorig jaar onderstreepte ze in een interview op de TU/e-website het belang van meer continuïteit in de communicatie. “Het is belangrijk om steeds te kijken of de ‘interventie’ het doel ook bereikt, dat wordt nu nog niet vaak gedaan. Een voorbeeld dat raakt aan het boek: om meer meisjes voor een technisch vak te laten kiezen, zijn er bijvoorbeeld initiatieven ontwikkeld waarin vrouwelijke hoogleraren en onderzoekers een klas bezoeken. Maar onderzoek uit onder meer het Verenigd Koninkrijk laat zien dat zo’n interventie maar heel weinig effect heeft. Je moet zo’n bezoek inbedden in een veel breder programma, waarbij je bijvoorbeeld aandacht geeft aan de onzekerheid van veel meisjes en stimuleert dat docenten evenveel aandacht aan jongens als meisjes besteden. Hoe je die continuïteit effectief inzet, daar wil ik aan bijdragen”

Deel dit artikel