Gaan religie en wetenschap wel samen?
Cursor kijkt naar deze aloude vraag samen met verschillende gelovigen en een atheïst
Heeft je geloof invloed op hoe je de wetenschap bedrijft? En is het voor een wetenschapper geen contradictie om steeds op zoek te zijn naar hard bewijs, maar je geloof zomaar aan te nemen? We spraken een hoogleraar, drie studenten en een promovendus. “Wetenschap is erg methodisch. Geloof is hoe je in het leven staat. Dat is niet iets om te bewijzen.”
Na een kleine poll onder ruim 600 TU/e’ers kunnen we zeggen dat 14 procent religieus is, 23 procent agnost en 63 procent atheïst. Een kleine kanttekening: die poll is op Instagram uitgezet waar vooral studenten Cursor volgen. Als we landelijk kijken, zie je dat het Sociaal en Cultureel Planbureau ook recente cijfers heeft: “atheïsten en agnosten vormen een meerderheid in Nederland” (SCP, 2022). Maar er is bij het SCP wel een ongebruikelijke definitie van een agnost opgenomen: niet gelovig. Daarnaast hanteren zij nog een categorie voor atheïsten: overtuigd niet gelovig. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert weer andere definities, met als resultaat 33 procent atheïsten, 25 procent zeker gelovigen en 42 procent mensen die op vier verschillende manieren zich als agnost definiëren (CBS, 2020). Afhankelijk van de definitie verschilt de verhouding dus nogal.
Om de verhalen achter de cijfers te verzamelen heeft Cursor gesproken met christenen Meint Smit en Roeland Wildemans, moslims Bashar Khosro en Faries Azmani en atheïst Lucas van Bentum.
Even voorstellen
Lucas van Bentum is bachelorstudent Electrical Engineering en student Wiskunde en Natuurkunde bij de Eindhoven School of Education (ESoE). En overtuigd atheïst, ondanks een gelovige familie. “Mijn opa aan mijn moederskant was dominee. Zijn vrouw was ook gelovig, evenals de oma van mijn vaderskant. Mijn ouders daarentegen niet.” Ook al is Van Bentum atheïst, dat wil niet zeggen dat er geen geloof is: “Ik denk dat iedereen in principe gelooft in dingen, maar ik vind God iets geks om in te geloven.” Hij haalt Sapiens, de bestseller van Yuval Noah Harari, aan: “De geloven die je kent waren bedoeld als iets tijdelijks om alle neuzen dezelfde kant uit te krijgen. En nu we beter weten en meer verklaringen hebben voor zaken die we eerst niet konden verklaren, lost God niks meer op.” Van Bentum, die graag de wereld wil verbeteren op zijn eigen manier, denkt dat vooral via de politiek te kunnen doen. Daarmee is hij alvast gestart met een plek op de lijst van Groep-één. “Ik geloof wel heel erg dat de democratie een goed idee is.”
Bashar Khosro, student Industrial Engineering (IE) en eventmanager bij islamitische studentenvereniging SA Salaam en zijn medestudent IE Faries Azmani, tevens voorzitter van SA Salaam, zijn moslims. Azmani: “Voor mij is mijn geloof een houvast in het leven, het ultieme doel. Zonder geloof zou ik niet weten waarvoor ik zou moeten opstaan. En in tijden van wanhoop biedt het houvast, een rots in de branding. Ik hecht er erg veel waarde aan.”
Khosro herkent zich daar wel in. “Naarmate je ouder wordt en meer van het leven gezien hebt, besef je het belang van je geloof ook meer. Ook al heb ik de islam van huis uit meegekregen, toch voel ik me er steeds zekerder over dat dit ook de keus zou zijn die ik had gemaakt als ik niet zo was opgegroeid. Het kan gewoon moeilijk een onwaarheid zijn, daarin word ik bevestigd door het genot en geluk dat ik ervaar als ik het geloof belijd.”
Meint Smit, emeritus hoogleraar bij Electrical Engineering, is christen en actief lid van een gereformeerde kerk. Hij heeft veel gelezen over de relatie tussen geloof, wetenschap en samenleving. Over de vraag of een gelovige wetenschapper anders wetenschap bedrijft dan een niet-gelovige, is hij niet heel stellig: “Dat hangt af van het vakgebied, denk ik. Persoonlijk benader ik de samenleving vanuit mijn geloof en wetenschap is een onderdeel van die samenleving. In de samenleving zie ik een spanning tussen heersen of beheersen en dienen. In het christelijk geloof ligt de nadruk op dienen. Maar als je naar de geschiedenis kijkt, zie je dat die gedomineerd wordt door mensen die niet willen dienen, maar heersen; die uit zijn op het vergroten van hun macht. De filosoof Friedrich Nietzsche noemt het streven naar macht de belangrijkste drijfveer van de geschiedenis. Je ziet dat bij de oude beschavingen, maar ook vandaag de dag speelt het streven naar macht nog een grote rol in de samenleving. Kijk maar naar Poetin en Xi Jinping. Maar ook dichter bij huis zien we streven naar macht: bestuurders van grote bedrijven of instellingen gaan vaak wat subtieler te werk dan hun politieke tegenvoeters, maar ook daar speelt het streven naar rijkdom en macht, de grootste willen worden en de grootste opbrengsten realiseren, een belangrijke rol.”
“Het christendom heeft een revolutie teweeggebracht in het denken over macht. Het heeft macht vervangen door liefde als drijfveer voor het menselijk handelen, en heersen door dienen. Helaas bleef die revolutie vaak theorie en bleef het streven naar macht in de praktijk een grote rol spelen. Blijkbaar zit dat in onze genen en krijg je het er niet zomaar uit. Toch heeft het christendom een groot stempel op het westerse denken gedrukt. Daarom is macht in onze cultuur een besmet woord geworden, denk aan de discussie over grensoverschrijdend gedrag. In het christelijk geloof moeten ook leiders dienen, en dus hun macht op een andere manier gebruiken.”
Roeland Wildemans is PhD-student in de Dynamics & Control onderzoeksgroep bij de faculteit Mechanical Engineering. Wildemans is gelovig, maar legt zijn geloofsbeleving het liefst uit aan de hand van zijn ontwikkeling. “Ik heb een aversie tegen het zeggen: ‘ik ben christelijk’. Dan categoriseer je en hebben mensen al bepaalde verwachtingen. Dan kom je vaak niet zo ver in een gesprek. Als ik mijn achtergrond vertel, wel.” Wildemans is christelijk opgevoegd van huis uit. “Ik geloof wel in een God, al weet ik niet helemaal precies wie of wat het is, noch wat voor consequenties die in m’n leven zou moeten hebben. Ik heb er nog genoeg open vragen over en dat maakt ook niet uit. Maar ik ben dus in een christelijke bubbel opgegroeid, en toen tijdens mijn studie bij een christelijke studentenvereniging gegaan. Daar werd vaak de bijbel bestudeerd, werden boeken gelezen en gediscussieerd als een zoektocht naar kennis. En dan kom je in confrontatie met het gegeven dat het christendom breder is dan de bubbel waarin je bent opgegroeid. Dat er tegenstellingen zijn, thema’s waar mensen anders over denken.” Dat bleek voor Wildemans de trigger om meer te gaan lezen, met vrienden te spreken en vragen te stellen.
“Mensen hadden het er bijvoorbeeld over dat je persoonlijke relatie met God heel belangrijk is in het christendom. Dat je je persoonlijke problemen ook met hem bespreekt. Maar dat is eigenlijk heel raar, want in een persoonlijke relatie moet ook interactie zijn. Maar hoe krijg je interactie met een Godheid? Dan zeggen mensen dat je, als je bidt en de Bijbel leest, je Gods stem hoort. Is dat dan interactie met God? Of zijn dat je eigen gedachten, is het enkel wat je denkt dat God tegen je zegt? Dat heeft mijn Godsbeeld een beetje doen wankelen”, zegt Wildemans. “Daarmee kwam ik ook wat los van naar de kerk gaan en de Bijbel lezen. Maar ik heb het christelijk geloof nooit verlaten. Als ik over Jezus lees, hoe die opkwam voor de zwakken, dan vind ik dat heel inspirerend. De waardes uit de verhalen uit de Bijbel draag ik dan ook nog steeds met me mee.”
We proberen onze wetenschap waardevrij te houden, maar dat is erg moeilijk en als je het te ver doordrijft kan het zelfs erg schadelijk uitpakken
Religieus zijn en wetenschap bedrijven
Wildemans ziet geen probleem voor religie en wetenschap om samen te gaan. “Beide dingen gaan over een ander domein. In de wetenschap stel je een hypothese op, je doet (empirisch) onderzoek en verifieert of falsifieert deze en de waarschijnlijkheid van je hypothese wordt vergroot of juist verworpen. Wetenschap is erg methodisch. Geloof is hoe je in het leven staat. Dat is niet iets om te bewijzen. Bijvoorbeeld: ‘hoe kijk ik naar mijn medemens?’. Wie het ook is, het is een mens, hij heeft dezelfde waarde als jij en ik. Ook al heeft ie z’n leven verprutst, je bent aan het eind van de dag allebei een mens en je bent even veel waard. En kijk ook naar de natuur, daar moeten we niet te veel in domineren of die onder de knie zien te krijgen, maar we moeten erin leven en haar respecteren. We moeten niet heerser in de omgeving willen zijn.” Iets dat hij duidelijk gemeen heeft met emeritus hoogleraar Smit.
Op de vraag 'gaan wetenschap en geloof samen' zegt Smit volmondig ja, ze zijn niet los te maken van elkaar. Hij schreef er zelfs een boek over, dat in 2019 verscheen: ‘Geloof in de toekomst’. Smit: “We proberen onze wetenschap waardevrij te houden, maar dat is erg moeilijk en als je het te ver doordrijft kan het zelfs erg schadelijk uitpakken. In de economie zie je heel duidelijk dat die helemaal niet waardevrij is. Bijvoorbeeld als je het streven naar winst beschouwt als het doel van de onderneming. Is het doel van een bakkerij het maken van winst of het maken van brood? Vanuit christelijk perspectief is het doel van een onderneming om goederen of diensten te leveren aan de samenleving, en niet het maken van winst, dat is een middel. Bij de meeste bedrijven gaat het momenteel echt om het vermeerderen van de waarde van de onderneming of de efficiëntie van de organisatie en dat leidt tot veel narigheid. Neem bijvoorbeeld de informatiesystemen in de zorg, maar ook in veel andere grote organisaties. Alles moet daar in detail geadministreerd en gecontroleerd worden om de efficiëntie te optimaliseren. In zo’n omgeving heerst het systeem en verliest de mens zijn vrijheid. Het illustreert hoe de bedrijfsvoering kan ontsporen als het dienen van de medemens ondergeschikt wordt aan het beheersen van de bedrijfsvoering.”
Wetenschap is erg methodisch. Geloof is hoe je in het leven staat. Dat is niet iets om te bewijzen
Of geloof terugkomt in het dagelijks werk van een wetenschapper, valt te betwisten, denkt Azmani. “Ik denk niet dat de manier van werken heel anders is. Wel zou ik, bij een interessante uitkomst in de wetenschap eens kijken of daar misschien al iets over in de Koran staat.”
“Deze vraag zou je ook aan een atheïst kunnen stellen”, vult Khosro hem aan. “Iedereen heeft een ‘bril' op, zowel religieuzen als niet-religieuzen. Maar dat hoeft niet direct je onderzoek te beïnvloeden.”
Atheïst Van Bentum is hierbij over één ding heel stellig: “Je kunt geen wetenschapper zijn zonder zaken kritisch te bevragen. Maar mensen blijven gevoelsmensen, dus als religie je een fijn gevoel geeft, tja, dan kan dat prima. Toch hoeft het ook in de wetenschap niet direct een probleem te zijn – mits je kritische vragen blijft stellen en wegblijft van zaken als de schepping, biomedische technologie (BMT) of psychotherapie (PT). Bij BMT houdt men zich bezig met biologie, bij PT met bewustzijn, zaken waar religieuzen een hele sterke mening over hebben. En je gewoon met harde wetenschap bezighoudt, zoals bouwkunde of wiskunde. Religieuzen worden onbewust beïnvloed door hun geloof, maar andere mensen ook, iedereen. Religieus zijn is niet het grootste gevaar voor de integriteit van de wetenschap.” Wat dan wel? Volgens Van Bentum zijn dat “de lobbyisten, en het gevaar van geld. Als je studie door iemand gefinancierd wordt, zal er op een bepaalde manier met die persoon rekening worden gehouden en zal die invloed hebben. Onderzoek naar uitstoot gefinancierd door een pluimveebedrijf levert veel sneller een conflict of interest op dan religie ooit zal doen.”
Ik zou bij een interessant resultaat uit wetenschappelijk onderzoek wel eens kijken of daar misschien al iets over in de Koran staat
Religie en wetenschap kunnen zeker samen gaan, vinden beide moslims. “In de islam wordt ons ook geleerd dat het opdoen van kennis en het doen van onderzoek heel belangrijk is”, zegt Azmani. Khosro vult hem aan: “In de Koran wordt beschreven dat Adam – doelend op de hele mensheid - op de aarde is gezet om er iets goeds van te maken, de aarde verder brengen. Niet kapot maken. Als je met wetenschap kunt bijdragen aan eeen goede ontwikkeling van de wereld is dat alleen maar goed. Je ziet ook grote namen in de islam die veel hebben toegevoegd aan wetenschap. Muhammed Ibn Musa Alkhawarizmi (wiskundige, vader van de algebra en het algoritme), Ibn sina (geneeskunde) en Ibn al-Haytham (camera obscura) bijvoorbeeld, maar daar leer je hier in Nederland maar weinig over.”
Maakbaarheidsbeeld
Wildemans ondervindt echter ook wel eens frictie tussen geloof en wetenschap. “Er heerst een maakbaarheidsbeeld: de mens is in staat om alles naar zijn hand te zetten. Ik ben terughoudender tot waar de mens toe in staat is en daarmee terughoudender voor overschatting van wetenschappelijk resultaten. Neem de klimaatproblemen, een ontzettend groot issue, maar dan hoor je vaak: ‘nieuwe technieken gaan ons helpen, het wordt daarmee duurzamer en dan komen we er wel’. Dan wed je wel erg sterk op het paard 'de wetenschap'. Natuurlijk bedenken we nieuwe dingen, maar als je kijkt naar het verleden kunnen er daardoor juist ook nieuwe problemen komen. Moeten we niet kijken naar een verandering in ons gedrag? We kijken naar een verlossing door techniek, een soort techniekgeloof of een technocratie. Mijn geloofsachtergrond maakt me wat terughoudender wat betreft zo’n verwachting. Maar ik ben geen betere of minder goede wetenschapper dan een niet-gelovige.”
Smit ziet in zijn vakgebied, elektrotechniek, niet zo snel botsingen met zijn geloofsovertuiging. “Ik werk aan de technologie die breedbandig internet mogelijk maakt, aan het vergroten van de capaciteit van dataverbindingen. Die technologie is maatschappelijk heel relevant. Neem corona, zonder breedbandig internet hadden niet zo veel mensen thuis kunnen doorwerken (refererend aan al de online meetings, red.). Maar er zijn natuurlijk ook negatieve gevolgen: misbruik, internetoplichting en pornografie die veel sneller en makkelijker rondgaan. Kinderen die toegang krijgen tot ongeschikt materiaal, complottheorieën die snel rondgaan. Maar het alternatief, geen internet, is ook geen optie. Net als veel andere technologie kan het internet zowel goed als fout worden gebruikt.”
Van Bentum is blij dat hij als atheïst studeert. “Het lijkt me lastiger studeren als je christelijk bent. Als atheïst leer je dat dingen zijn zoals ze zijn en niet (altijd) waarom. En christenen leren het scheppingsverhaal en moeten op school weer dingen ontleren. Het lijkt me lastig om kennis na te jagen als je dingen weer moet ontleren. Ik kan alles blanco ontdekken. Ik ga ervan uit dat alles uit te leggen is, maar dat is natuurlijk eigenlijk ook weer een geloof.”
Je ziet ook grote namen in de islam die veel hebben toegevoegd aan wetenschap, maar daar leer je hier in Nederland maar weinig over.
Omgangsvormen en uitingen van geloof
Bidden soms overslaan
Geloof gaat vaak samen met bepaalde leefregels, rituelen en/of gewoontes. Bidden is daar een voorbeeld van. Smit bidt niet op vaste tijden. “Ik vind het wel belangrijk om voor het eten te bidden omdat je daarmee erkent dat onze welvaart niet vanzelfsprekend is, maar dat je daarin Gods zorg voor jou ziet. Als regel bid ik daarom voor het eten. Maar als de situatie zich er niet voor leent, bijvoorbeeld als je moet inbreken op een groepsgesprek, sla ik het wel eens over. Daar zien we ook een verschil met de islam, die is wetmatiger met gebeden op gezette tijden.” Dat klopt: maar liefst vijf keer per dag. Afhankelijk van het seizoen schuiven die tijden wat. In de winter ligt zo’n gebed vaak drie keer binnen kantoortijden. Azmani: “Het is belangrijk op tijd te bidden als het enigszins mogelijk is. Meestal lukt dat ook wel met de 15 minuten die tussen de colleges zitten.”
Geen hand geven
Wat betreft de geloofsbelijdenis, blijken de moslims in deze groep degenen te zijn die ook de meeste gesprekken en praktisatie gedurende hun dag tegenkomen. Waar christenen minder gebonden zijn aan specifieke tijdstippen voor het gebed, is dat bij moslims wel zo. Maar ook andere gebruiken vallen op. Azmani: “Toen ik hier (de redactieruimte, red.) binnenkwam, vroeg ik je om geen hand te geven. Dat was een grote stap voor mij. Het is niet om je te beledigen, maar juist omdat ik je niet in diskrediet wil brengen, een teken van respect.” Khosro vult hem aan: “Het is een basisbeginsel voor ons om geen hand te geven en een kleine stap in een lang traject met als einddoel een gezonde relatie tussen man en vrouw. Daar is veel werk voor nodig. En daarom moet je niet te veel mixen. Dat kan leiden tot onserieuze relaties en breuken. Die scheiding tussen man en vrouw zie je ook in de moskee. Een man moet met een vrouw trouwen en ze moeten sterk blijven in hun relatie. Als het te los wordt, liggen verleidingen en slechte invloed op de loer. Ik zou geïrriteerd raken als ik mijn vrouw zie praten met een andere man als dat verder zou gaan dan een zakelijk gesprek. En ik niet alleen denk ik. Natuurlijk is een informeel gesprek met een vader, broer, oom et cetera voor een vrouw prima, maar verder niet met onbekenden.” Levert dit dan niet toch wel eens problemen op in een land waar een hand geven (voor corona in ieder geval) de norm was en/of weer is? Azmani: “Ik heb er geen problemen mee gehad. Tegelijker tijd probeer ik het altijd uit te leggen om zo mijn intenties duidelijk te maken en leg mijn hand op mijn hart als een teken van respect.”
Tijdens de lunch
In lunchpauzes heeft Wildemans het over diverse onderwerpen, ook over het geloof. “Onlangs in een lunchpauze nog met een niet-gelovige collega die wel erg geïnteresseerd is. Dan hebben we het over wat God nou is en hoe het zit met de hemel. Maar dat gebeurt niet met iedereen, hoor. Je merkt snel genoeg of je een klik hebt en meer interesses deelt buiten je onderzoeksgebied.”
Met collega’s heeft Smit het niet vaak over het geloof. “We hebben een heel boeiend vakgebied, meestal gaan ook onze lunchgesprekken daarover. Daarnaast had ik een leidinggevende functie en daardoor ben ik wat terughoudender met het uiten van mijn geloofsovertuiging. Ik wil mijn argumenten geen lading geven.”
Ook op de uni spreken de beide leden van SA Salaam regelmatig over het geloof. “Met best wat moslims natuurlijk, maar ook met niet-moslims”, zegt Khosro. Azmani: “Zij komen wel eens met vragen over ons geloof, dan proberen we hen te helpen. Maar we hebben onderling ook regelmatig gesprekken waarbij we het lang niet altijd eens zijn. En daar is ook ruimte voor in de islam. Niet alle geleerden zijn het over alles eens.” Khosro: “Het gebruik van gelatine is daar een voorbeeld van. Ik ben van mening dat gelatine niet kan. Het is een dierlijk product en wij mogen alleen halal geslachte producten eten. Maar gelatine is een omgevormd product, het is erg veranderd sinds het dier geslacht is. Een grote groep geleerden zegt dat als een product compleet is omgevormd, het niet meer hetzelfde is en dat de regels dan kunnen wijzigen. Andere geleerden zijn het daar niet mee eens en kijken naar de origine van het product. Ik speel het liever op safe en koop dus niets met gelatine. Faries koopt wel snacks met gelatine. En hij is daarin ook niet alleen. De ene mening hierbij is niet beter dan de andere, als je maar bronnen uit het geloof gebruikt die het ondersteunen.”
Ik denk dat iedereen in principe gelooft in dingen, maar ik vind God iets geks om in te geloven
Onderwijs
Wat betreft onderwijs vindt Azmani het wel belangrijk kinderen en jongeren van een breed aanbod te voorzien: “Laat ze kennis maken met de wetenschap en het geloof. Ik heb biologie gehad en daar de evolutietheorie geleerd. Die heb ik niet afgewezen als leermateriaal voor het vak biologie. Alhoewel ik daar niet geloof, heeft het mij niet belemmerd. Ik heb het gewoon geleerd omdat ik wist dat ik dat nodig had om mijn diploma te halen. Maar ik geloof er niet in.”
Van Bentum spreekt eigenlijk niet met medestudenten van zijn faculteit over dit onderwerp. “EE is een redelijk goddeloze tak van de wetenschap. Maar als het gaat om lesgeven dan gebeurt het wel. Laatst in de les ging ik vertellen over water, wat er bijzonder aan is. Dat we erdoor kunnen leven, en dat het leven ontstaan is op de bodem van de oceaan, de eerste levensvormen waren bacteriën die zwavelverbindingen gebruikten als energiebron. Toen zei een leerling ‘dat klopt niet, we zijn geschapen’. Je moet dan wel met die leerlingen in gesprek gaan. Ik zei:” Nee, hier in dit natuurkundelokaal geloven we in natuurkunde. Hier bedrijven we wetenschap en daarmee kunnen we testen dat de aarde niet geschapen is, maar door natuurkundige processen is ontstaan.”
Khosro: “Veel zaken in de wetenschap zijn theorieën. De wetenschap kan niet bewijzen dat er geen God is. Dat is al erg interessant. Daarnaast mis ik in de wetenschap het gevoelsaspect. Dat is een stukje van de mens. Wat je voelt in je hart kun je niet negeren, noch met 1 + 1 verklaren.” Hij stelt dat er sowieso nog veel onzekerheden zijn: “We weten veel minder dan wat we niet weten. En veel zaken zijn niet zeker, hypotheses kunnen gewoon weer ontkracht worden.”
Van Bentum: “Ik zal nooit in God gaan geloven tenzij er bewijs voor komt. Maar ja, wat is dan nog geloven? Wat ik het belangrijkste vind; je geloof mag er zijn. Het is iets persoonlijks, maar om er een maatschappij mee te regeren lijkt me niet verstandig. En als wetenschapper kan het, mits je maar kritisch blijft en vragen blijft stellen. God is moeilijk te citeren, en dus lastig in de wetenschap te verwerken.”
Tot slot
Voor de leesbaarheid hebben we dit stuk opgedeeld in een algemeen verhaal en twee niche uitklapstukken. In de uitklapbare stukken vind je een ruimer betoog over de geschiedenis van religie en wetenschap en enkele meningen over de evolutietheorie. Als je dit thema interessant vond, kun je hierin verder lezen.
Een stukje geschiedenis over geloof en wetenschap
Een open of een gesloten wereldbeeld
“De problematische ontwikkelingen binnen de economie zijn terug te voeren op een ontsporing van de wetenschap die plaatsvond in de tijd van de Verlichting”, zegt Smit. In die tijd had je verschillende stromingen binnen de wetenschap. De Middeleeuwse wetenschap ging terug op de oude Grieken en had een rationalistisch karakter. Het redelijk denken was de belangrijkste bron van kennis en aan de zintuigelijke waarneming hechte men weinig waarde. In de 17e en aan het begin van de 18e eeuw trad er een verschuiving op en gingen wetenschappers een groter belang hechten aan de waarneming, de empirie. Bekende empiristische wetenschappers zijn Newton, Boyle, Hooke en Pascal. Rationalistische wetenschappers zoals Descartes en Leibniz hielden vast aan het primaat van de rede."
Smit: "Newton en Leibniz hadden een interessante discussie over de zwaartekracht. Leibniz geloofde dat krachten alleen konden worden overgebracht door contact via stoten of druk. Onderlinge aantrekking op afstand beschouwde hij als occultisme: daarvoor is nodig dat lichamen weet hebben van elkaars nabijheid en dat veronderstelt bewustzijn bij de dode materie. Zoiets vond hij ondenkbaar. Newton vond het belangrijker dat een verklaring klopte met de waarneming dan dat hij paste binnen het rationele wereldbeeld, hij had een open wereldbeeld dat niet was opgesloten binnen de grenzen van wat wij redelijk verklaarbaar vinden. De rationalisten hadden een gesloten wereldbeeld: zij accepteerden alleen verklaringen die passen binnen ons brein. Die houding werkt goed in de wiskunde: Descartes en Leibniz hebben belangrijke bijdragen geleverd aan de ontwikkeling van de wiskunde. Maar ze werkt niet goed voor de ontwikkeling van de natuurwetenschap, omdat de natuur vaak ingewikkelder is dan wij ons voor kunnen stellen."
"De meeste natuurkundigen uit de tijd van de vroege Verlichting waren dan ook empiristen en velen van hen waren overtuigde christenen", zegt Smit. "Ze legden een verband tussen de waardering voor de feiten in de wetenschap en in het geloof, dat ook niet gebaseerd is op theologische verklaringen maar op de Bijbelse feiten over het leven en de opstanding van Jezus Christus. Het idee dat het geloof de moderne wetenschap in de weg heeft gestaan klopt dan ook niet: voor de grote wetenschappers van de vroege Verlichting speelde hun geloof een stimulerende rol voor het ontwikkelen van de moderne natuurwetenschap. In de tweede helft van de 18e eeuw, toen de moderne natuurwetenschap gemeengoed werd onder wetenschappers en de verwondering gaandeweg verdween, moest het open wereldbeeld weer plaats maken voor een gesloten wereldbeeld, waarin alleen nog plaats was voor de wetenschap als bron van kennis. Het leidde tot problemen op het gebied van waarden en normen, want de wetenschap kan ons wel vertellen hoe dingen gebeuren, maar niet over hoe ze horen te gebeuren.”
Van Bentum staat nuchter in de verhalen uit de religieuze boeken: “Het zijn leuke verhalen, maar niet waargebeurd. Kijk naar de Ark van Noach, die heeft niet echt bestaan. Maar dan kan het nog wel erg fijn zijn om erin te geloven. Mijn oma van moederskant is onlangs overleden. Dat vond ik erg zwaar. Mijn oma als persoon - haar bewustzijn - was een combinatie van elektrische signalen in haar hersens. Haar bewustzijn is nu weg. Maar haar invloed op de mensen om haar heen en haar verhaal zijn nog levend. En ja, ook voor mij is het een fijne gedachte dat ze nog meekijkt. Daarom geloof ik daarin, ook al weet ik als wetenschapper dat het onzin is.”
Verschillende gelovigen en een atheïst over de evolutietheorie
Gevraagd naar de evolutietheorie glimlacht Smit, de klassieke vraag bij dit onderwerp natuurlijk. “Ik geloof dat de evolutietheorie belangrijke bijdragen levert aan het begrijpen van de ontstaansgeschiedenis van het heelal, van de aarde en het leven. Maar als je alles wat er bestaat wilt verklaren vanuit een evolutiemodel dan overschat je de mogelijkheden van het menselijk denken en maak je dezelfde fout die tot de ontsporing van de Verlichting heeft geleid. Bijvoorbeeld, vanuit het idee van de ‘survival of the fittest’ zijn voor de ontwikkeling van de mensheid vooral de sterksten belangrijk, steun voor de zwakken werkt contraproductief. In de 19e eeuw waren er dan ook diverse theorieën die deze visie verder uitwerkten, bijvoorbeeld het sociaal darwinisme. Na de holocaust hebben de aanhangers van dergelijke theorieën zich om begrijpelijke redenen rustig gehouden, maar dat was niet omdat er wetenschappelijk iets mis is met hun theorieën. Aandacht voor de zwakken in de samenleving is niet iets wat de wetenschap voorschrijft, integendeel. Het speelt wel een belangrijke rol in het christelijk geloof, maar dat wordt in een gesloten wetenschappelijk wereldbeeld buitenspel gezet.”
Voor Khosro en Azmani is de evolutietheorie onwaarschijnlijk. Khosro: “Het scheppen van de mens staat voor ons vast. God heeft dat met Zijn Handen gedaan. Er was niet eerst een aap die tot mens is geworden, maar bepaalde stukjes van de evolutietheorie zitten in een grijs gebied. Dat wil zeggen dat de Koran daar niks directs over zegt. Echter geloven moslims dat God dat met Zijn Wil laat gebeuren. Een voorbeeld hiervan is dat als je lang in een bepaald gebied woont, er kleine dingen aan een persoon kunnen veranderen, zoals de huidskleur. Bijvoorbeeld een witte man die lang rond de evenaar gaat wonen. Dat is immers ook een verandering, gezien de evolutietheorie ook spreekt over graduele veranderingen. Maar de evolutietheorie kan mij veel zaken niet uitleggen: waarom gaan we dood? Omdat ons lichaam ‘op’ is? Ook als het hart plots stopt bij iemand van 35? Is het hart dan ook op? En wat maakt een cel dan levend? En hoe komt het bewustzijn in het lichaam? De antwoorden op dat soort vragen mis ik in de wetenschap.”
Wildemans hoort vaker het argument van niet-christelijke mensen dat de christenen hun geloof als een soort ‘god van de gaten theorie’ gebruiken, “als verklaring voor zaken die ze niet kunnen verklaren. Maar dat is niet zo’n duurzaam beeld, want wat als die gaten straks wel door de wetenschap worden opgevuld? Dan wordt die god steeds kleiner. Daar wil ik zelf van wegblijven. Mijn geloofsachtergrond helpt mij in hoe ik in het leven sta. En ik denk dat iedere gelovige – maar misschien toch vooral gelovige wetenschappers – moet(en) uitkijken dat het geloof geen vaststaan gegeven wordt en je open moet blijven staan voor nieuwe wetenschappelijke bevindingen die je eerst niet mogelijk had geacht. En daarmee ook je godsbeeld durven aanpassen. Ik heb met een club vrienden een boek gelezen over ‘wat als de evolutietheorie waar is’ en of we dan nog ons geloofsverhaal hoog kunnen houden. Dat is een voorbeeld waarbij we niet het debat uit de weg gaan om eventueel de eigen grondhouding aan te passen als daar (wetenschappelijke) aanleiding voor is.”
Discussie