Krijgt elke student wekelijks één vak on-campus?
Fysiek onderwijs weer voorzichtig van start
Rector Frank Baaijens zei in de aanloop naar het nieuwe collegejaar dat de universiteit zijn uiterste best ging doen om alle studenten minimaal een vak in de week op de campus aan te bieden. Want na vier maanden online onderwijs voelden zowel de studenten als docenten de dringende behoefte om het onderwijs ook weer in fysieke vorm op te starten. Is dat gelukt? Cursor legde die vraag voor aan de opleidingsdirecteuren.
Op vrijdag 2 oktober trekken studenten naar het Museumplein in Amsterdam om daar te gaan protesteren, al klinkt nu de roep aan studenten buiten Amsterdam om online hun stem te laten horen en niet af te reizen naar de hoofdstad. Reden voor de demonstratie is dat de studenten meer fysiek onderwijs willen volgen.
Cursor ging alle opleidingsdirecteuren langs met de vraag of het aan de TU/e gelukt is om studenten de gewenste onderwijsmomenten op de campus te kunnen aanbieden. Aan de studieverenigingen vroegen we of zij er tevreden over zijn en of zij er ook een rol van betekenis bij konden spelen.
Jacob Voorthuis, opleidingsdirecteur bij Built Environment, vertelt dat de eerstejaars bachelors bij zijn faculteit wekelijks terecht kunnen op de campus. “Ze doen hier de BAU Studio en een deel van het vak Architecture and the City. Voor de tweedejaars zijn de projecten ook deels on-campus georganiseerd en derdejaars hebben hier wekelijkse teambijeenkomsten. Voor de master worden projecten, seminars en afstudeerateliers op de campus en/of online begeleid en colloquia en presentaties worden sowieso on-campus afgenomen.”
Voor bachelorstudenten die nu nog in zelfquarantaine zitten, of die vastzitten in het buitenland vanwege een reisbeperking, wordt maatwerk geleverd, aldus Voorthuis. Daarnaast krijgen sommige afstudeerders online begeleiding, maar on-campus krijgen ze hun colloquia. De zaalcapaciteit kan soms beperkend zijn voor de groepsgrootte, zegt Voorthuis, “dus moest in sommige gevallen worden uitgeweken naar online onderwijs. Bijvoorbeeld voor het vak Steel Structures and Applied Mechanics, een derdejaars bachelorvak dat ook gevolgd wordt door onze premaster studenten.” Klachten over de wijze waarop het onderwijs nu wordt aangeboden, heeft hij nog niet gehoord. “Onze studievereniging CHEOPS probeert zoveel mogelijk signalen op te vangen en onze academic advisors staan klaar om hulp te bieden waar mogelijk.”
Geprikkeld
Henk Swagten, opleidingsdirecteur bij Applied Physics, reageert in eerste instantie wat geprikkeld op de vragen van Cursor. ”Het straalt uit dat er een boel mis zou zijn met het onderwijs dat we in Q1 verzorgen”, mailt hij retour. Nadat duidelijk is gemaakt waar de vragen toe dienen - inventariseren hoe de vlag er universiteitsbreed voorstaat - laat hij weten dat zijn faculteit erin geslaagd is om studenten “minimaal een dagdeel op de campus te herbergen, en dan met name de eerstejaars en die dan vooral met betrekking tot hands-on componenten”.
Volgens Swagten is een groot team van docenten en ondersteuners hiervoor al sinds begin juni aan de slag gegaan. “De komende dagen en weken gaan we ervaring opdoen en zullen we studenten spreken over het huidige hybride onderwijs. Ik ben zeer benieuwd naar hun reacties.”
Peter Janssens, opleidingsdirecteur bij Chemical Engineering and Chemistry, zegt dat de studenten aan zijn faculteit - “zowel de nieuwe als bestaande” - blij zijn dat ze allemaal een Q1-activiteit op de campus hebben. “Eerstejaars bachelors starten met een practicum van drie dagdelen per week. Er zijn drie shifts van elk 32 studenten, dus in totaal 96 studenten. Daarmee zijn de practicumzalen in Helix al bijna viereneenhalve dag van de week bezet.” Volgens Janssens doen de derdejaars bachelors hun practicum procestechnologie on-campus en gaat het daarbij om tachtig studenten. “Die doen dat ook in shifts en daarmee is iedere student twee dagdelen in de week on-campus. De groep premasters is zestig studenten groot en ook die hebben we verdeeld in drie groepen van twintig en iedere groep krijgt vier uur onderwijs on-campus.”
De eerstejaars masterstudenten volgen on-campus onderwijs voor het kernvak van de track Chemical and Process Technology als ook voor het kernvak van de track Molecular Systems & Materials Chemistry, aldus Janssens. “Verder kunnen studenten hier altijd terecht om te werken aan hun Bachelor Eind Project, of aan hun afstudeerproject voor de master.”
Simultaan
“Voor onze eerstejaars hebben we twee vakken zo gecombineerd dat studenten daar nu eenmaal per week voor een blok van vier uur met instructie voor naar de campus kunnen komen”, zegt Hans Sterk, opleidingsdirecteur van de bachelor Applied Mathematics. “Per blok komt de helft en daarom hebben we voor de andere helft simultaan een online instructie lopen via Canvas. Die is natuurlijk ook bedoeld voor de studenten die niet naar de campus kunnen komen.” Volgens Sterk is de opkomst bij de online instructies nog laag. “We proberen uit te vinden waar dit in zit en of we de opkomst kunnen verbeteren.”
Bij een tweedejaars verplicht majorvak is er ook een on-campus arrangement, aldus Sterk. Bij de derdejaars peilt de docent van een verplicht vak momenteel de behoefte aan on-campus les bij de studenten, laat Sterk weten, “en bij twee keuzevakken binnen de major is er beperkt gelegenheid om te komen. We proberen uit te vinden wat werkt binnen de beperkingen waar we mee moeten omgaan, en waar mogelijk nog aanpassingen te maken zijn.” Volgens Sterk bestaat binnen zijn faculteit wel het beeld “dat studenten vooralsnog niet staan te dringen om onder de huidige omstandigheden naar de campus te komen”.
We hebben de indruk dat studenten vooralsnog niet staan te dringen om onder de huidige omstandigheden naar de campus te komen
Afstand houden
Erik de Vink, de collega van Sterk voor de bachelor van Computer Science, zegt bij zijn opleiding tegen problemen te zijn aangelopen met fysiek onderwijs dat gerelateerd is aan programmeren. “On-campus is het niet goed mogelijk om daarbij afstand te houden, want je kunt op anderhalve meter een scherm van een laptop maar slecht lezen, terwijl dat online best te doen is. Maar online is de laagdrempeligheid voor het stellen van vragen een probleem. Dat doen studenten bij een fysieke instructie dan weer een stuk makkelijker.”
De Vink zegt blij te zijn met wat de opleiding nu on-campus kan aanbieden. “Het trekt echter wel een stevige wissel op de docenten om zowel on-campus dingen draaiende te krijgen, en daarnaast het online circus met alle technische toeters en bellen in de lucht te houden. Een voorbeeld uit eigen praktijk: ik was deze week drie uur aan het pielen om uiteindelijk met OBS (Open Broadcaster Software -red.) het beeld van een documentscanner in MS Teams te krijgen.”
Realtime gestreamde colleges
Mark van den Brand, opleidingsdirecteur voor de master bij Mathematics and Computer Science en Data Science, begint met te benadrukken dat alle online colleges voor het eerstejaars programmeervak bij Data Science zeker geen oude opgenomen colleges zijn. “Dit zijn realtime gestreamde colleges vanuit Teams, die worden opgenomen zodat studenten ze later rustig terug kunnen kijken. De deelname aan de eerste twee colleges was goed, maar lager dan bij colleges on-campus.” De instructies zijn volgens hem problematisch, “maar voor de eerstejaars studenten Data Science zijn ze on-campus, waarvan vier groepen in Eindhoven en twee in Tilburg. Niet alle studenten komen echter naar de campus, dus er zijn ook parallelle online instructies.” Voor herkansers en ouderejaars zijn er alleen online instructies, aldus Van den Brand, verdeeld over drie groepen vanwege het grote aantal studenten.
Binnen de master van Computer Science was volgens hem geen logische kandidaat aan te wijzen voor on-campus onderwijs, omdat studenten in Q1 al kunnen kiezen uit verschillende vakken. “Er was één vak, maar dat had meteen meer dan driehonderd studenten, dus was het daardoor niet mogelijk er on-campus activiteiten voor te organiseren.” Van den Brand heeft wel zo zijn twijfels over de effectiviteit van beperkt onderwijs op de campus. “Waarom zou een student voor twee uur onderwijs in de week naar de TU/e komen?”
Capaciteitsbeperkingen
Volgens Sjoerd Hulshof, opleidingsdirecteur bij Electrical Engineering en Automotive, is het on-campus aanbieden van een compleet (bachelor)vak vrijwel onmogelijk vanwege de capaciteitsbeperkingen. “Daarbij is het de insteek dat we colleges juist om die reden zo mogelijk online aanbieden. Wat we wél hebben getracht te doen is om alle studenten tenminste één keer in de week fysiek op de campus te laten komen, waarbij we als eerste naar de nieuwe bachelors hebben gekeken.”
Hulshof zegt dat die groep al in ‘week 0’ op de campus werd uitgenodigd om hun wiskundekennis op te frissen. “In de praktijk betekende dit dat ik twee zalen in gebouw Luna had gereserveerd, waarin ik maximaal zestig studenten kon huisvesten van de in totaal ruim tweehonderd. Aan hen hebben we gevraagd wie graag naar de campus wilde komen. Niet iedere student wilde dat, maar ruim vijftig van hen wel. De overige studenten zijn via een live videoverbinding bediend. Zo had ik drie ochtenden een publiek van honderdvijftig studenten.”
Hulshof moedigde in die week studenten ook aan om regelmatig op de campus af te spreken, desnoods buiten. “Ik heb geadviseerd dat elke week ook met de mentor te doen, op de campus of elders. Van de eerstejaarsvakken heeft Calculus nu één tutor-uur per week on-campus en voor het vak Circuits zitten ze één keer per week in onze labs. Bij Computation is in principe alles online, maar we hebben vier lokalen in Flux waar studenten fysiek naartoe kunnen komen voor hulp bij programmeren. De docent Kees Goossens heeft daar een handig ticketsysteem voor opgezet, zo zitten er nooit teveel studenten tegelijkertijd binnen. Bij het vak Spectrum of Automotive moesten we met pijn in ons hart de labs annuleren voor dit jaar vanwege de RIVM-richtlijnen. Daar lassen docenten nu on-campus Q&A-sessies voor in.”
Al met al denkt Hulshof voor zijn opleidingen het onderwijs optimaal gebalanceerd te hebben ingericht met inbegrip van alle geldende restricties. “Maar ik wil ook nog met meer studenten praten alvorens ik me een goed beeld kan vormen van de dagelijkse realiteit.”
Ik heb onze studenten geadviseerd elke week met de mentor af te spreken, op de campus of elders
Enorme puzzel
René van Donkelaar, opleidingsdirecteur bij Biomedical Engineering, laat weten dat aan zijn faculteit elke jaargroep minimaal één activiteit on-campus heeft, “of kan hebben, want lang niet alle ouderejaars komen”, vertelt hij. “De eerstejaars daarentegen hebben twee OGO-bijeenkomsten per week op de campus en die zijn ook verplicht, dus daar is de opkomst goed.” Van Donkelaar zegt dat het voor hem nog niet duidelijk is waarom sommige studenten toch kiezen voor enkel online onderwijs, terwijl er wel de mogelijkheid is om naar de campus te komen. “Mogelijk heeft het met de verhouding reistijd/on-campus tijd te maken. We proberen de studenten zoveel mogelijk te stimuleren toch te komen.”
Met alle docenten die in Q1 en Q2 onderwijs verzorgen, is individueel gesproken en een evaluatie gemaakt, aldus Van Donkelaar. “Gezamenlijk hebben we de belangrijkste en nuttigste activiteiten van vakken gekozen om die on-campus aan te bieden. Dat was een enorme puzzel, en het is ons met enige creativiteit voor alle jaargangen gelukt. Om voor de eerstejaars de OGO-bijeenkomsten on-campus te kunnen aanbieden, moest wel het tweede vak volledig online worden gegeven. Dat betekende werken in groepen en de studenten verdelen over beschikbare tijdsloten. De betreffende docent van dit vak is hierdoor in een onhandig schema terecht gekomen, maar dat hebben we er graag voor over. Overigens zijn er wel een aantal on-campus practica veranderd of vervangen door alternatieve opdrachten, omdat onze lab-capaciteit maar erg beperkt gebruikt kan worden.”
Paar procent
Opleidingsdirecteur Hans Kuerten van de faculteit Mechanical Engineering zegt dat het in principe gelukt is om voor alle studenten een deel van het onderwijs on-campus aan te bieden, maar dat bij één vak de docenten daar in een later stadium toch geen gebruik van wilden maken. Hij kan daardoor niet precies aangeven hoeveel studenten alleen online onderwijs krijgt in Q1. Kuerten: “Het betreft een deel van de eerstejaars masterstudenten en die hebben allemaal een ander programma. Mijn schatting is dat het maar om een paar procent van die groep studenten gaat.”
Omdat er op centraal niveau voor gekozen is om alle hoorcolleges online te verzorgen, is voor veel vakken de enige mogelijkheid iets on-campus te doen via begeleide zelfstudie, zegt Kuerten. “Onder begeleiding van docenten en student-assistenten maken studenten dan opgaven van het vak. Wat wij merken, is dat nogal wat studenten niet naar de campus komen voor alleen zo'n begeleide zelfstudie. Die hebben er vanwege de reistijd geen zin in."
Alle eerstejaars bachelors hebben volgens hem vrijwel iedere week een bijeenkomst op de campus. “Voor onze opleiding zijn construeren en testen belangrijke onderwerpen en die kunnen eigenlijk alleen op de campus worden gedaan. Deze onderdelen zijn essentieel om de leerdoelen van onze opleiding te garanderen. Onze studievereniging Simon Stevin organiseert ook evenementen op en ook buiten de campus om de contacten met en tussen deze groep studenten te laten groeien. Daar is veel belangstelling voor.”
Bij Industrial Engineering & Innovation Sciences is Tom van Woensel opleidingsdirecteur en volgens hem is hij met de wetenschappelijke staf al sinds juni bezig te bekijken welke vakken in aanmerking komen voor on-campus onderwijs. “Hoorcolleges dus niet, maar we hebben daarvoor gezocht naar alternatieven zoals groepsbijeenkomsten en Q&A-sessies. Ook is vooraf gecheckt of de studenten voor een vak de reis naar de campus willen ondernemen."
In totaal worden in Q1 bij IE&IS 62 vakken aangeboden, “en daarvan hebben er zo’n 40 een on-campus activiteit”, aldus Van Woensel. “We werken daarbij met shifts, waarbij bijvoorbeeld driemaal achtereen aan wisselende groepen studenten hetzelfde vak wordt gegeven. Docenten zoeken naar de juiste mix voor hun vak: wat gaat online, wat bied je aan on-campus? In de masterfase bestaan veel keuzemogelijkheden en zijn er ook veel keuzevakken. Maar ook daar kijken we wat op de campus kan worden aangeboden. Dat achten we ook van groot belang voor onze premasters.”
En als gekozen wordt voor online onderwijs moet dat volgens Van Woensel ook goed geproduceerd kunnen worden. “We hebben daarom 25 webcams en 25 microfoons aangeschaft om de kwaliteit zo goed mogelijk te krijgen. Die ben inmiddels ook allemaal kwijt.” Van Woensel zegt dat ook nu nog tijdens Q1 wordt bekeken of er nog meer on-campus activiteiten te organiseren zijn. “Want je merkt dat toen we in juni van start gingen met deze planningsprocessen, er op dat moment nog heel wat moeilijke vragen open stonden. Dus we sturen nog steeds bij. Met alle beperkingen die er vanwege corona zijn, proberen we er het beste uit te halen.”
Van Woensel haalt een voorbeeld aan waarbij online onderwijs hem voor de zomervakantie aangenaam verraste. “In juni sloten we een USE-vak af dat door zo’n duizend studenten volledig online was gevolgd. Tot onze verbazing ontvingen we er de beste beoordelingen ooit voor. Dus online onderwijs werkt wel.”
Wat vinden de studieverenigingen?
Cursor vroeg ook aan de studieverenigingen hoe zij ernaar kijken en of hun leden tevreden zijn. Van drie verenigingen kwam er een reactie binnen.
Volgens Koen de Nooij, onderwijscommissaris bij GEWIS (studievereniging van Mathematics and Computer Science), loopt de verhouding online en fysiek onderwijs aan zijn faculteit erg uiteen. “Voor onze bachelors wordt dat streven van minimaal een activiteit on-campus wel behaald. Voor sommige masters is dit niet het geval, maar ook niet erg realistisch vanwege de grote keuzeruimte. Onze studenten zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteit van de online vakken, maar blijven het jammer vinden dat ze niet vaker op de campus les hebben.” De Nooij is tevreden over de betrokkenheid van GEWIS. “Ik neem aan dat er wat met onze input is gedaan, aangezien we geen grote problemen zien.”
Sophie de Hont, lid bij STOOR (studentenonderwijsorganisatie van Applied Physics), zegt dat aan haar faculteit de studenten over het algemeen tevreden zijn over de verhouding fysiek en online. “Veel studenten hebben de mogelijkheid om voor een vak naar de universiteit te komen, en dat zien we als een welkome meevaller, omdat er eerst werd meegedeeld dat theoretische vakken online zouden blijven.” Het contact tussen haar organisatie en de faculteit is goed. “Gedurende de hele coronaperiode is er nauw contact geweest met de opleidingsdirecteur. Nieuwe plannen worden aan ons voorgelegd, zodat wij er vanuit het standpunt van de student naar kunnen kijken.”
Ook Max Bossink, onderwijscommissaris bij Protagoras (studievereniging van Biomedical Engineering), ziet dat er bij zijn faculteit naar gestreefd wordt om iedereen minimaal één keer per week op de campus te laten komen. “In de praktijk blijkt dit echter lastig, zeker voor ouderejaars bachelors en masters. Dit vanwege de keuzevakken. Al onze eerstejaars komen nu wel twee keer per week op de campus voor hun OGO-project, wat zij ook als zeer positief ervaren.” Bossink is redelijk tevreden over de verhouding fysiek en online onderwijs. “Het is echter wel zo dat er weinig gebruik wordt gemaakt van fysiek onderwijs bijvoorbeeld voor de begeleide zelfstudie. Waarschijnlijk omdat sommige studenten vinden dat ze te lang moeten reizen voor maar een of twee uur fysiek onderwijs.”
Wat gebeurt er elders in Nederland?
De Radboud Universiteit Nijmegen zegt zo’n 15 à 20 procent fysiek onderwijs aan te bieden. In Maastricht is een kwart van de lessen on-campus en de Universiteit van Amsterdam schat dat het aandeel “ergens tussen de 20 en 30 procent ligt”. Zowel de TU/e als de Universiteit Twente komen naar eigen zeggen tot 40 procent. Overall zeggen hogescholen en universiteiten dat ze tussen de 20 en 30 procent van hun studenten in hun gebouwen kunnen hebben. Eerstejaars krijgen voorrang.
Ondertussen eisen studenten in petities korting op het collegegeld. "We studeren aan de duurste streamingsdienst van Nederland", stelt een ontevreden student van de Hogeschool van Amsterdam. Het huidige onderwijs is in zijn ogen eigenlijk geen 2.143 euro collegegeld waard en hij is daarom een petitie gestart, die had maandag 11.239 handtekeningen verzameld. En zijn petitie is niet de enige en ook niet de succesvolste.
De landelijke studentenorganisaties ISO en LSVb vinden ook dat er te weinig fysieke lessen zijn. “Hoe kan het dat de ene instelling op 40 procent uitkomt en de ander op 20?”, vraagt LSVb-voorzitter Lyle Muns zich af. “Faciliteiten en gebouwen kunnen natuurlijk verschillen, maar het ene percentage is de helft van het andere. Dat is erg opvallend.” Beide organisaties vinden dat instellingen beter hun best zouden kunnen doen om externe onderwijslocaties te regelen. (HOP)
Discussie