“Als kind vond ik zware arbeid, jezelf moe maken, al heerlijk"
Met een stevige pas, rode wangen en twee rugzakken stormt fitnessfanaat Wesley Jeurissen na zijn tentamen het Studentensportcentrum binnen. Deels omdat hij vreesde te laat te komen voor onze afspraak, deels omdat hij alles met stevigheid en snelheid doet. Al van kleins af aan is stilzitten voor Wesley een doodzonde. Hij wil bezig zijn, vooral met zijn handen. Waar hij zijn kinderdagen sleet in de Limburgse boerenaarde, is hij nu meerdere keren per week in de SSC-fitnesszalen voor de broodnodige beweging en onmisbare zelfreflectie.
Hoewel Wesley oogt als een blonde Hollandse jongen, groeide hij op in de flessenhals van Limburg. Een plek waar ze de rest van het land als Holland zien. Een plek waar de leden van de Janse Bagge Bend de lokale vedettes zijn. “Onze boerderij lag een stuk buiten Susteren, nabij de Duitse grens. De basisschool lag op vier kilometer afstand en de middelbare school op een bescheiden tien kilometer. Ik fietste dagelijks over zandpaden om bij onze boerderij te komen.”
Wesley Jeurissen | Fitness | Windsurfen | TU/e | Eindhoven | Werktuigbouwkunde | Susteren | 27 jaar
“Het boerderijleven was heerlijk, daar kon ik mijn energie echt in kwijt. School was vooral een oneindige oefening in stilzitten. In groep 3 bewoog ik altijd op m’n stoel. Mijn meester trok daarom op een dag de stoel onder m’n kont weg en plaatste me op een skippybal. Doordat ik bleef bewegen, viel ik de eerste drie à vier dagen steeds van de skippybal. Aan het einde van de week zat ik wel stil, maar had ik bij thuiskomst natuurlijk extra energie over. Ik kleedde me dan meteen om, sprintte naar buiten en scharrelde rond; spelen, skelteren en meehelpen op de boerderij.”
Het bedaarde boerenbestaan zit diep in het DNA van Huize Jeurissen. Het kent een dagelijkse regelmaat met duidelijke vragen en duidelijke antwoorden. Voor verwarringen of geduvel is geen plek. De familieslagzin is nauwelijks een surprise: “Niet zeiken, gewoon werken!”, lacht Wesley. “Ach, ik hielp mijn vader graag mee. Voordat we onze tachtig melkkoeien konden voeren, moest ik bijvoorbeeld zorgen dat de grond voor die berg met voer was weggehaald. Sta je één à twee uur te scheppen en ondertussen lekker te ouwehoeren. Of ik deed even iets op de trekker. Ik kreeg geen speciale taken; wat gedaan moest worden, moest gedaan worden.”
Ik wilde ook wel zakgeld. Mijn vader zei: ‘Tuurlijk, ga er maar voor werken’
Wesley was in Susteren als een aardkluit op benen. Hij leefde van het land en voor het land. Hij voelde zich vrij als hij met zijn handen bezig kon zijn. De taken op de boerderij voelden daarom nooit als werk. “Mijn vrienden kregen allemaal zakgeld op zondag, dat wilde ik ook wel. Toen zei mijn vader: ‘Tuurlijk, ga er maar voor werken’. Dat ik dagelijks al jobs deed op de boerderij, telde niet mee. Dus ging ik de garage poetsen en met mijn zusje de badkamer boenen. Prima toch? Als tiener ben je geen klein kind meer. Ik snapte nooit dat klasgenoten thuis niets hoefden te doen, omdat ze ‘daar geen zin in hadden’. Ik vond zware arbeid heerlijk; jezelf moe maken. Na verloop van tijd leerde ik mezelf lassen. Toen ik het eenmaal doorhad, laste ik met plezier.”
Ondanks een onvoorwaardelijke plattelandspassie heeft Wesley nooit overwogen om zijn vader op te volgen. “Het werk was leuk, maar ik had geen passie voor koeien. Ik heb slechts tweemaal in mijn leven de koeien gemolken. Ik was de handyman, dingen repareren. Mijn broertje studeert in Dronten aan de HAS, met als doel de boerderij over te nemen. Ik heb altijd al interesse in techniek gehad. Eerst ben ik Technische Natuurkunde gaan studeren, maar dat was te theoretisch voor mij. Bij Natuurkunde spraken ze over puntdeeltjes in de ruimte, terwijl het bij Werktuigbouwkunde over tastbare zaken gaat. Een beetje onderzoek is prima, maar ik moet vooral bezig zijn. Spelen en klooien met bepaalde dingen en dan analyseren.”
Mijn vriendin heeft me geleerd vooral trots te zijn op de dingen die ik al bereikt heb op de TU/e
In een technologisch tijdperk waar TU/e-studenten voornamelijk nog hun vingertoppen op een scherm of keyboard gebruiken, gebruikt Wesley zijn hele handen. Alsof handenarbeid ook zijn hersenactiviteit verbetert. Het biedt een symbolisch tegenwicht aan de uitwassen van het intellectualisme, die het belang van lichamelijke arbeid soms marginaliseren. “Ik heb Fontys Werktuigbouwkunde gedaan, mijn propedeuse behaald en ben daarna teruggekeerd naar de TU/e. Achteraf had ik beter eerst het hbo kunnen afronden. Ik had dan altijd nog kunnen beslissen of ik nog iets theoretisch wilde doen. Ik mis namelijk het praktijkleven op de uni.”
Inmiddels zit Wesley in zijn achtste studiejaar. Het afronden van zijn master bleek niet evident te zijn. Mede dankzij wijze raad van zijn Duitse vriendin heeft hij zich kunnen relanceren voor een eindsprint naar de studiefinishlijn. “De eerste drie jaar heb ik nominaal afgerond. Tijdens mijn master Polymeertechnologie sloeg de twijfel toe. Het aantal projecten nam af, terwijl de hoeveelheid onderzoek toenam. Ik verloor mijn motivatie. Mijn vriendin heeft geholpen alles in perspectief te plaatsen. Ze heeft me geleerd vooral trots te zijn op de dingen die ik al bereikt heb op de TU/e. Ik ben nu gemotiveerd met de laatste vakken bezig.”
Fitness bood Wesley tijdens zijn studiewindstilte de nodige regelmaat en houvast. “Toen ik worstelde met mijn master, besloot ik om consistent vier keer per week te fitnessen - vooral om structuur in mijn leven te houden. Door het fitnessen ben ik ook vaker gaan nadenken over het leven. Ik realiseerde me toen dat ik precies ben zoals ik dacht te zijn: fysiek werk ga ik met gemak aan, mentaal werk doe ik liever niet. Liever twee uur hard werken dan een uur nadenken. Als kind was het ook al zo: liever papa helpen dan huiswerk maken.”
Met een vriend kickboksen mocht niet, mijn vader was bang dat ik dan ruzies ging oplossen en klappen zou krijgen
Echter, als het aan papa had gelegen, zou Wesley nu niet fitnessen. Waarom fitnessen als je krachttraining doet met al het boerderijwerk? “Mijn vader vreesde ook dat fitness me lomp zou maken. Met een vriend kickboksen mocht ook niet, mijn vader was bang dat ik dan ruzies ging oplossen en klappen zou krijgen”, lacht Wesley. “Als zesjarig jochie mocht ik wel gaan voetballen bij de Susterse Boys. De knecht van mijn opa was dol op voetbal en eiste bij mijn geboorte bijna dat ik zou gaan voetballen. Voetballen vond ik wel leuk, al hield ik vooral van hard rennen. Ik heb tot mijn negentiende gevoetbald en toen ben ik gaan fitnessen.”
Een vriend introduceerde hem in de fitnesswereld. “De eerste keer dacht ik: ‘Mijn vader heeft gelijk, dit lijkt wel heel veel op wat ik op de boerderij doe’. Alle fitnessoefeningen gingen me makkelijk af. Een basisfitness-schema had ik meteen ‘uitgespeeld’. Eigenlijk behaalde ik pas resultaat toen ik bij het SSC ging fitnessen en losse gewichten ging gebruiken. Vervolgens ging ik nieuwe oefeningen doen en de anatomie bestuderen. Na drie jaar wist ik écht wat ik aan het doen was.”
Hoewel Wesley ook een paar keer per jaar windsurft met WETH en eenmaal per week bouldert, is fitness zijn verslaving. “Fitness is vooral een krachtmeting met mezelf. Ik spiegel mijn prestaties ook niet meer aan die van anderen. Ik fitness in ‘periodes’; het ene moment wil ik massa creëren, de volgende drie maanden sterker worden. Ik schrijf niets op, maar onthoud altijd mijn laatste fitness-sessie en kijk dan of ik verbeter. Als het dan een keer minder is, dan kijk ik waaraan het zou kunnen liggen; te weinig gegeten, te weinig gedronken? Dat zijn momenten van zelfreflectie. Momenten dat ik mijn dag evalueer.”
Je zult mij nooit tijdens een fitnesswedstrijd in een slipje op een podium zien staan
Esthetisch hoeft fitness Wesley niet noodzakelijk iets op te leveren. “Ieder lichaam is anders. Ik heb aanleg om meer borstspier te krijgen, anderen weer meer beenspieren. Ik zie graag een sportief lichaam dat in proportie is. Een lichaam waaraan je kunt zien dat er tijd en werk is ingestopt. Zeker niet ‘hoe droger, hoe beter’. Bij mij kan er zeker nog wat spier bij en vet af, maar ik meet mijn vetpercentage eigenlijk nooit. Dat vind ik oninteressant. Je zult mij dan ook nooit tijdens een fitnesswedstrijd in een slipje op een podium zien staan. Ik ga gewoon lekker op stap en volg geen specifiek dieet. Bij WETH ben ik al drie jaar met liefde ‘chef BBQ’!”
Hoewel fitness een individuele sport is, ziet Wesley het ook als een sociale activiteit. “Fitness is een individuele sport, aangezien je een bepaald individueel doel nastreeft. Ik wissel echter wel ideeën uit met anderen voor hoe je van A naar B kunt komen. Ook vind ik het leuk om andere sportkaarthouders te helpen; om iemand bijvoorbeeld te wijzen op een verkeerde houding bij een oefening. Het is daarom ook zonde dat mensen met een koptelefoon op fitnessen. Maar goed - ieder zijn ding.”
Een fitnessdoel heeft Wesley niet. “Qua prestaties kan ik me voorstellen dat ik ga powerliften. Daar is dan wel een technischer trainingsregime voor nodig. Je specialiseert je dan op één keer een lift of een squat doen. Je hebt daar ook begeleiding bij nodig. Nu ze bij E.S.K.V. Odin coach Pjotr van den Hoek hebben en ik studenten fanatiek zie trainen, ben ik wel enigszins gemotiveerd geraakt.”
En een beroepsmatig doel? “Daar ben ik nog niet over uit. Ik kan met mijn studie bij talloze bedrijven gaan werken. Een PhD? Al zou ik het overwegen - een PhD zal mïj nooit overwegen”, zegt Wesley met gevoel voor zelfkennis. “Ik wil gewoon lekker ergens in de wereld werken en gezond en blessurevrij blijven. Dat is ook mijn fitnessdoel. Ik zal dan ook nooit klaar met fitness kunnen zijn. Fitness is voor de eeuwigheid.”
Discussie