De paradox van het Paviljoen
Het wordt bemind en gehaat. In de periferie van de campus vaak wat vergeten. En keer op keer weer een beetje opgelapt, in oneindige afwachting van nieuwbouw. Wie er jaren na zijn afstuderen of pensioen weer eens binnenstapt, herkent direct weer die typische geur van “dit stinkhol” - desondanks zo intens geliefd door veel van zijn bewoners. Het is de paradox van het Paviljoen: ooit het eerste gebouw van de toenmalige Technische Hogeschool Eindhoven, al ruim zestig jaar tijdelijk. Begin 2019 sluit het dan écht de deuren.
Wie je in het Paviljoen ook vraagt naar zijn gevoel bij het gebouw en naar zijn tijd daar: elke keer weer is er eerst die lach. Die collectieve, moeilijk in woorden te vatten lach - van ongemak, scherts en schaamte, vermengd met verrassing, vermaak en trots. Erover praten wil eigenlijk iedereen, gewoon omdat er zoveel te vertellen valt.
Betrokkenen bij de oprichting van de toenmalige TH, in 1956, zullen in de verste verte niet vermoed hebben dat er over het eerste campusgebouw zes decennia later zoveel te verhalen zou zijn. Het pand - aanvankelijk Provisorium genoemd - was namelijk bedoeld als tijdelijke oplossing in een tijd waarin men snel werk wilde maken van Nederlands tweede technische hogeschool. Bij de inrichting was dan ook ‘de grootst mogelijke soberheid betracht’, aldus architect Sam van Embden die het gebouw ontwierp.
Lees verder onder de foto.
Meer dan zestig jaar later weten we wel beter. Het Paviljoen blééf en bleek de kraamkamer van bijna alle huidige TU/e-faculteiten. Zes decennia lang werd er “met de beste intenties heel wat tegenaan gerommeld” om het langgerekte, platte geheel leefbaar te houden, zoals Bert Verheijen van Dienst Huisvesting het formuleert. De meest noemenswaardige verbouwing was begin jaren negentig van de vorige eeuw, waarvoor zo’n 3,5 miljoen euro werd uitgetrokken en waarbij vooral ramen en muren onder handen werden genomen.
“Een noodgebouw zonder nood”, zo beschrijft bedrijfskunde-alumnus Cas van Elderen in een column. En: “De nood is nu dan uiteindelijk hoog genoeg”. Het einde voor het Paviljoen nadert inmiddels namelijk écht: begin 2019 verhuizen de inwoners, bovenal studenten van de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences, naar Atlas en sluit het pand zijn deuren. Cursor blikt terug aan de hand van herinneringen, feiten en foto’s, verhalen en vermoedens.
Lees verder onder de foto's en video.
Van bron naar buitengebied: “Ik vind het waanzinnig ver”
“Eén groot stinkhol.” Directeur bedrijfsvoering Jos Hermus komt vlot ter zake. Vergezeld van een brede grijns, dat wel. Want de hier en daar indringende geuren zijn zeker niet het énige wat het Paviljoen kenmerkt. “Het is een heel aards gebouw, letterlijk close to earth. De menselijke maat komt er meer tot uiting.”
Hermus leerde het Paviljoen kennen in 2007, toen hij directeur bedrijfsvoering werd van de faculteit IE&IS. De stank ja, “een soort urinoirlucht” - die viel hem wel meteen op. Vooral in gang B tegenover de ingang van de kantine, in dezelfde hoek waar ook faculteitsbar The Villa zit en waar jarenlang de doorgang richting kinderdagverblijf de TUimelaar was. Hij heeft er naar eigen zeggen nooit echt de vinger op kunnen leggen.
Ook de onduidelijke odeur in de vleugels L en M is bovenal een mysterie gebleken. “Er ligt een houten vloer, er wordt verondersteld dat daaronder van alles leeft en krioelt en dat daar gewoon iets ligt te rotten. Vervolgens breek je alles open en vind je niks.” Op één plek werd zo’n zeven jaar terug een verhoogde concentratie formaldehyde gemeten, waarna dat deel van de gang werd afgesloten. “Die hoek wordt alleen nog voor opslag gebruikt.”
Het Parfum de Paviljoen mag nog zo aanwezig zijn - voor Hermus is dat niet wat overheerst. Bovenal roemt hij het aardse karakter van het gebouw, letterlijk laag bij de grond, omringd door het groen. “Ook komt de menselijke maat er meer in tot uiting; het Paviljoen geeft een heel kleinschalig gevoel, op een best wel prettige manier.”
Bij vijfendertig graden kun je eigenlijk gewoon niet goed meer functioneren
Hij beschrijft “de lange pijpengangen die nergens naartoe gaan; allemaal doodlopende weggetjes, net als in N-laag vroeger” (het gebouw N-laag werd begin 2013 gesloopt om plaats te maken voor Flux). En ja, de intense warmte in de zomers natuurlijk, die hij als directeur dan ook regelmatig per mail aanstipt - vergezeld van de dringende oproep om vooral naar huis of elders uit te wijken als de werkzaamheden dat ook maar enigszins toelaten. “Want bij vijfendertig graden binnen kun je eigenlijk gewoon niet goed meer functioneren.”
Toch zijn volgens Hermus in de loop der jaren “best wat maatregelen getroffen die prettig gewerkt hebben”. Van ventilatoren aan de plafonds tot vloerbedekking in de gangen en kamers, dat laatste ook ter compensatie van het grijs, grijs en nog eens grijs dat decennialang overheerste.
Lees verder onder de foto.
Stank, hitte, en dan nog wat: de afstanden. Niet alleen inpandig, maar vooral ook ten opzichte van de rest van de campus. Tekenend is al dat zijn gesprek met Cursor plaatsvindt in het IPO-gebouw, en niet in het Paviljoen. “Ik vind het waanzinnig ver en kom ook per definitie net te laat bij afspraken”, zegt Hermus, sinds 2012 tevens directeur bedrijfsvoering van Industrial Design en daardoor meermaals per dag haastend tussen verschillende TU/e-gebouwen. “Het Paviljoen was ooit de bron van onze uni, nu is het buitengebied.”
Dat laatste, zo haast Hermus te benadrukken, zegt overigens niets over het onderzoek dat in het Paviljoen plaatsvindt. “De faculteit IE&IS staat in de kern van alle andere wetenschapsgebieden. Wat dat betreft wordt het tijd dat we ook letterlijk in het centrum van de universiteit komen te staan - niet alleen met de USE-vakken, maar in het algemeen.”
In januari verwacht Hermus met ‘zijn’ twee faculteiten te verhuizen naar Atlas. Vooral voor IE&IS kon het contrast nauwelijks groter zijn: “Van de aardse omgeving van het Paviljoen naar de luchtige omgeving van Atlas”. Ook het moeten delen en reserveren van werkplekken zal voor veel mensen wennen zijn, verwacht hij. Al kijkt Hermus vooral ook uit naar “een andere manier van werken en ontmoeten” en is hij zelf inmiddels aardig flexibel ingesteld: “Mijn hele kantoor past al tijden in één rugzak”.
Gehecht aan het Paviljoen, “maar als het straks plat is, dan is het plat”
Hoeveel kilometers hij er in ruim vijftig jaar wel niet gemaakt moet hebben? Emeritus hoogleraar productiebesturing Will Bertrand bespaart zich de moeite van een gok - maar in Nijmegen zouden die kilometers hem zonder twijfel de nodige wandelmedailles en gladiolen hebben opgeleverd.
In 1964 zette hij voor het eerst voet in het Paviljoen als student Werktuigbouwkunde, die er een deel van zijn colleges volgde. Hij herinnert zich de kleine kantines in de ronde uitbouwtjes, waar studenten zich elke pauze in de lange rijen voor de kantinedames voegden voor een opwarmertje. “Een groen bonnetje voor koffie, een rood bonnetje voor thee”, weet hij nog. “Die kon je kopen voor tien of vijf cent.”
Lees verder onder de foto.
Met zijn propedeuse Werktuigbouwkunde op zak switchte hij al snel naar de kakelverse opleiding Bedrijfskunde, met zo’n veertig studenten gestart in het toen nog nieuwe Hoofdgebouw. Later, als onderzoeker binnen de groep Operations Research, zou hij aanvankelijk werken in gebouw O, waar nu de parkeergarage achter het Multimediapaviljoen staat.
Maar al snel verhuisde hij naar de meest westelijke vleugels van het Paviljoen. “Dat was net leeggeruimd, het Auditorium was namelijk klaar. Bedrijfskunde werd toen hierin gestopt.” En dat vond men eigenlijk maar niks. Smakelijk haalt Bertrand herinneringen op aan toenmalig lector Tilanus, die een step kocht “als protest tegen de gigantische afstanden hier. Het is hem later verboden om die te gebruiken”.
Bij ons heeft altijd het beeld bestaan dat we ooit een keer uit dit barakkencomplex naar een waardige werkomgeving zouden gaan
Ook nog kraakhelder in zijn geheugen: de dag dat zijn toenmalige baas professor Nabben trots vertelde dat hij de tekeningen had gezien van de beoogde nieuwbouw voor Bedrijfskunde. Niet wetende dat het jaar erop de financiële crisis zou uitbreken en de plannen moesten worden uitgesteld. “Eigenlijk kon je vanaf toen als vaste regel hanteren dat wij altijd over tien jaar een nieuw gebouw krijgen.” Hij lacht luid: “Bij ons heeft altijd het beeld bestaan dat we ooit een keer uit dit barakkencomplex naar een waardige werkomgeving zouden gaan.”
Onwaardige barak of niet; Bertrand had niet anders gewild. “Dit gebouw was van óns. We waren ooit een heel hechte faculteit, het voelde als een grote familie. En als: wij tegen de rest.” De TU/e vindt haar identiteit vooral in de wiskunde, natuurkunde en elektrotechniek, stelt Bertrand. “Dat snáp ik ook, dat is de core. Wij hangen er een beetje bij. We doen iets dat relevant is voor de maatschappij, zijn altijd interessant geweest qua studentenaantallen, maar verder moesten we geen praatjes maken. De prioriteit lag en ligt niet bij ons.”
En dat uitte zich volgens de oud-hoogleraar ook in de minimale zorg en aandacht voor het Paviljoen, dat vooral dankzij eigen inzet en investering “een beetje leefbaar” is gebleven. Hij lacht opnieuw hard: “Maar we geven het geld hier niet uit aan trivialiteiten, dat is wel zichtbaar”.
Lees verder onder de foto.
In 2011 ging Bertrand (nu 72) met pensioen, maar hij bleef betrokken. Zo bemoeide hij zich met het herinrichten van de ontwerpersopleiding Logistics Management Systems en begeleidde hij de nodige studenten. Dat hij nog altijd een aardig formaat kantoor aan het einde van de G-vleugel tot zijn beschikking heeft, is volgens hem een gelukkig overblijfsel van zijn tijd als directeur van de ontwerpersopleiding. “Dit was mijn werkkamer en men heeft het mij toegestaan om hier te blijven zitten.”
Inmiddels bindt eigenlijk alleen een gezamenlijk project met hoogleraar Ton de Kok hem nog aan de campus, maar daar heeft hij geen werkplek meer voor nodig. Een gastenverklaring verschaft hem toegang tot de TU/e-systemen en de “voor mij relevante gebouwen om bijvoorbeeld te kunnen vergaderen” - maar verder is hij aan de TU/e aan het afronden en inpakken.
Lees verder onder de foto.
De verhuizing naar Atlas laat Bertrand namelijk met groot genoegen aan zich voorbijgaan. Het voormalige Hoofdgebouw, waarin hij als student vooral tijd doorbracht op de vloeren 7 en 8, mag dan “prachtig van buiten” en architectonisch bekroond zijn, “ik vind het totaal onleefbaar. Heel benauwend allemaal”.
Ook het beoogde ‘nieuwe werken’, zonder eigen werkplekken, is aan Bertrand niet besteed. “Ik hecht aan een vaste plek; een plaats waar je je rotzooi kunt laten liggen en waar je de volgende dag terugkomt en verdomd - die rotzooi ligt er nóg. Ieder mens is een individu en wil zich als individu bevestigd zien.”
Om de sloop van het Paviljoen zal hij niettemin geen traan laten straks. “Ik vind het een prettig gebouw en ben er erg aan gehecht. Maar als het straks plat is, dan is het plat.”
“Het Paviljoen regelt het zelf wel”
“Wat een verschríkkelijk lelijk gebouw.” Dat was zo ongeveer Ward Redels eerste gedachte toen hij - als scholier tijdens een open dag in 2014 - “achter iemand met zo’n bordje aan liep” en het Paviljoen in het vizier kreeg. Tijdens de Intro, een paar maanden later, kon hij het gebouw aan de rand van de campus aanvankelijk maar nauwelijks terugvinden, vertelt hij.
Vier jaar later is het zijn tweede thuis, vooral afgelopen collegejaar toen hij voorzitter was van studievereniging Industria en zo ongeveer 24/7 in het Paviljoen zat.” Zijn favoriete plek, zonder twijfel: borrelruimte The Villa, die achttien jaar geleden werd gevestigd in wat ooit de personeelskantine was.
De hardnekkige, herkenbare geur, de oude meuk, de afgedankte tafels en stoelen… “Het Paviljoen is zo stoffig als het maar zijn kan, maar er hangt wel een sfeertje hoor. Iedereen hier vindt dit ook zíjn gebouw - en daar moeten anderen lekker van afblijven.” Hoeveel regels en procedures er binnen de TU/e ook mogen zijn, “het Paviljoen regelt het zelf wel”.
Ook mankementen worden, als het maar enigszins kan, gewoon zélf opgelost. Met gevoel voor understatement: “Er wordt niet overal meer onderhoud gepleegd. Dus het lekt hier bijvoorbeeld wel eens. Vorig jaar kwam het eens met bakken uit de hemel en naar binnen, onder andere bij de ingang van The Villa. Toen hebben we een waterstofzuiger geleend en zijn we maar een rondje door het Paviljoen gaan lopen. En op een gegeven moment ook maar zelf het dak opgegaan om putjes leeg te scheppen.”
Lees verder onder de foto.
Ook een dikke plus, volgens Redel: eigenlijk alles kán er en “iedereen heeft het goed met studenten voor. Vooral Rudi (Pijs, de beheerder van onder meer het Paviljoen die eerder dit jaar overleed - red.) is voor onze vereniging echt verschrikkelijk belangrijk geweest, hij dacht altijd met je mee. Dankzij hem hebben we door de jaren heen ook steeds meer ruimte gekregen”.
Tot die ruimte behoort onder andere The Villa, gevestigd in een van de zeskantige gebouwtjes die deel uitmaken van het Paviljoen, dat werd omgetimmerd tot bruin café. Mét terras, “daar is iedereen jaloers op. ’s Zomers komen alle verenigingen hiernaartoe om te barbecueën”.
Het zal lastig zijn om die verbondenheid in Atlas vol te houden
Naar zo’n luxe buitenverblijf kan Industria straks, op vloer 1 in Atlas, fluiten. “Maar we krijgen er, als het goed is, wel een grotere borrelruimte voor terug. Helemaal fresh, gelikt en anno nu, ik denk dat het heel mooi gaat worden.” Verhuizen betekent wel ook: ruimen. “We hebben nu vijf opslaghokken, de kleinste is al tien vierkante meter. Straks gaan we terug naar vijf vierkante meter. We zijn dus flink aan het opruimen en digitaliseren.”
Maar de hele frisse nieuwe start ten spijt: “Ik denk dat iedereen het liefst hier zou blijven. Een van de krachten van het Paviljoen is toch echt dat we een soort familie zijn; iedereen kent en helpt elkaar. Als de directie na een lunch broodjes overheeft, krijgen wij die. Het zal lastig zijn om die verbondenheid in Atlas vol te houden”.
Lees verder onder de foto.
“Op het Paviljoen is het leven gewoon een stukje simpeler”
Een kennis die dertig jaar geleden Technische Bedrijfskunde had gestudeerd, keek volgens Cas van Elderen (alumnus sinds 2016) gek op toen hij begreep dat het Paviljoen nog altijd in gebruik is. Het ‘noodgebouw’ staat er nog steeds, “de nood is blijkbaar nooit heel hoog geweest”.
In SCOPE, het magazine van studievereniging Industria, bracht Van Elderen vorig jaar ‘een ode aan het Paviljoen', “niet in de drukte van het centrum, maar lekker achteraf”, waar ook studenten van andere opleidingen wel eens naartoe kwamen om te studeren. “Ze noemden dat zelf een exchange-semester in het buitenland.” De plek waar zelfs de eenden ’s zomers met veel liefde worden verzorgd, waar het woord ‘gemoedelijk’ pas echt betekenis krijgt en waar de koffiepauzes (“met koekjes”) om half elf en half vier heilig zijn. “Op het Paviljoen is het leven namelijk gewoon een stukje simpeler.”
Het is een thuishaven, vindt Van Elderen, “een plek waar je je zorgen kunt vergeten”. In het nieuwe jaar is daar Atlas: fris, centraal, duurzaam en hoogstaand. “Men moet leren traplopen. Leren omgaan met een lift. Leren om op hoogte te studeren. Leren dat de wereld niet één en al gemoedelijkheid is.”
Het zal er waarschijnlijk wel iets lekkerder ruiken, verwacht Van Elderen: “Naar nieuw, naar modern. Naar alles wat het Paviljoen niet is. Maar het nieuwe gebouw zal ook heel veel níet hebben. Heel veel dat het Paviljoen wél heeft. En daar moet iedereen wat mij betreft [nu nog] extra van genieten.”
Memoires van een ‘dame achter de ramen’
‘Een impressie van ruim twintig jaar meelopen in het ambtelijk gareel’, zo vat Sophie van der Beek in maart 1979 haar persoonlijke ervaringen van twee decennia aan de toenmalige hogeschool samen. De bibliotheekmedewerkster maakte de opbouw van dichtbij mee en schreef er 34 pagina’s over vol.
Zo beschrijft ze die koude eerste werkdag in januari 1958, waarop ze zich ‘op de onmogelijke tijd van 08.15 uur’ per rijwiel naar de TH had begeven. ‘Tijdens mijn fietstochtje had ik overwogen dat fietsen op dat vroege uur in de kou niet minder dan een heldendaad was, en ik verwachtte dan ook dat er alom geklaagd zou worden over zo’n marteling-voor-den-brode. Niets daarvan. Tot mijn verbazing vond iedereen dat blijkbaar heel gewoon.’
Herintreedster Van der Beek verhaalt over hoe ze na deze ‘poolexpeditie’ in het Paviljoen in een kamer werd gezet, een stapel boeken kreeg en ging titelbeschrijven - met de hand. ‘Omstreeks 10 uur kwam - o gouden tijd - het koffiewagentje langs. Koffie in een stenen kop met schotel, voor een dubbeltje.’
Mooi uitzicht op een binnentuintje, openslaande ramen en lekker rustig
Een paar dagen later kreeg de kersverse medewerkster een eigen kamertje in zijgang D, waar toen Natuurkunde gehuisvest was. ‘Bedoeld voor hoogleraren, ik hospiteerde daar dus. Mooi uitzicht op een binnentuintje, openslaande ramen en lekker rustig.’ Na een paar maanden zou Van der Beek verhuizen naar ‘een donkere kamer in de bibliotheek’, met aan de andere kant een van de muren het bekende TU/e-adagium Mens agitat molem.
Ze beschrijft de beginjaren van de bibliotheek, aanvankelijk bestaand uit nauwelijks meer dan een leenbureau met balie, een ‘aandoenlijk kleine cataloguskast’, een leeszaal met naslagwerken en tijdschriften, twee werkkamers en een magazijntje. Tot in detail vertelt ze over de totstandkoming van de verschillende catalogi, over de ‘wel zeer primitieve’ nummering van boeken en over haar vraagtekens bij sommige keuzes. ‘Maar als meisje-voor-halve-dagen had ik uiteraard niets in te brengen’.
Lees verder onder de foto.
Ze schrijft over de vele inpandige verhuizingen in de beginjaren: ‘Ik weet niet meer in hoeveel kamers ik gezeten heb en met wie. In kamers aan de vijverkant zat ik als een dame achter de ramen!’. Ook huisde ze een tijd tegenover de rector magnificus. ‘Als er een nieuwe lading studenten aantrad, viel hen de eer ten beurt om, één voor één, kennis te maken met zijne hooggeleerde.’
Vijf jaar slechts zou Van der Beek in het Paviljoen werken, om in het voorjaar van 1963 naar het fonkelnieuwe Hoofdgebouw te verhuizen. Blij was ze niet met de door beton en glas gedomineerde kolos. ‘Er was van alles, alleen een jubelstemming ontbrak. […] Het wende allemaal wel, maar mooi is het nooit geworden, integendeel!’
Sophie van der Beeks complete memoires staan in de online catalogus van de TU/e-bibliotheek. In september 1977 stond Van der Beek, die intussen is overleden, in Cursors voorloper TH-berichten, in de reeks ‘teeha-gezichten’.
En dan nog wat
En dan zijn er natuurlijk nog de weetjes. De mysteries. De trivia. De hearsay’s. De broodjes aap.
Wist je bijvoorbeeld dat de centrale gang door het Paviljoen langer is dan het Stratumseind? Dat wil zeggen: naar verluidt. Want oud-Industria-voorman Ward Redel heeft het ook maar vanuit de wandelgangen - maar hoe, wanneer en door wie er gemeten zou zijn (en óf dat eigenlijk wel echt gebeurde), geen idee. Ook is er al geruime tijd het plan om de langst mogelijke route door het gebouw te meten zonder twee keer hetzelfde punt te passeren. Of het er nog van komt, is de vraag.
Wat ook een vraag is: wát zit er onder het luik in de bestuurskamer van Industria? Dat vraagt Redel zich overigens bij alle vloerluiken in het gebouw af, maar van dat in Pav. B06 is in elk geval bekend dat zijn voorgangers er een soort tijdcapsule van maakten. Flesjes bier (“iets lekkers voor de slopers van het Paviljoen straks”), oude Playboys (idem), een paar oude edities van verenigingsmagazine SCOPE - zoiets zou er volgens Redel moeten liggen.
Meer luik-leuks bevindt zich aan het einde van gang U, meer specifiek in de aangrenzende kleine sluis. “Hét geheim van het Industria-bestuur”, noemt iemand het, maar Redel kende het niettemin nog niet. Tot afgelopen donderdag 4 oktober; zie de video hieronder.
Op zijn minst ook fascinerend: sommige herentoiletten. Die tegelijkertijd doorspoelen, zelfs bij maar één gebruiker. “Waarvan wordt gezegd dat die dingen verbouwen duurder zou zijn dan het zo te laten, net als het Paviljoen zelf”, vertelt TU/e-onderzoeker Alain Starke. Ward Redel vult aan: “Als ik hier in het weekend ’s avonds eens zat, hoorde je constant de toiletten doorspoelen. Voor niemand”.
En nu we toch in het sanitair zitten: het Paviljoen zou (aan het einde van de A-gang) een Koninklijk closet huisvesten, ‘speciaal geïnstalleerd’ ter ere van het bezoek van Koningin Juliana op 19 september 1957, ter gelegenheid van de officiële opening van de THE. Het mysterie wordt in het Paviljoen met genoegen in stand gehouden, maar of Hare toenmalige Majesteit er daadwerkelijk gebruik van heeft gemaakt, weet niemand.
En dan is daar nog de Newton-boom, misschien wel de bekendste nice-to-know rondom het Paviljoen. Deze Malus domestica Newton Wonder werd in 1964 geplant door TH’s tweeduizendste student Ad Heersche, naast het in aanbouw zijnde Auditorium. De boom is een verre nazaat van de appelboom waaronder wis- en natuurkundige Isaac Newton op zijn ideeën over zwaartekracht kwam. De boom (een cadeau van Philips) werd later verplant tegenover de K-vleugel van het Paviljoen.
Lees verder onder de foto.
Constructief slopen
Het Paviljoen wordt na dit kalenderjaar gesloopt, maar niet met de botte bijl. De universiteit heeft namelijk het plan om zoveel mogelijk materialen van het gebouw te hergebruiken in een nieuw bouwwerk op de campus, ten dienste van de TU/e.
‘Circulair’ slopen en bouwen dus, zoals dat heet, naar het gebouw kijkend met een letterlijk en figuurlijk constructieve bril. “Het uitgangspunt is niet: ‘wat voldoet er allemaal niet?’, maar ‘wat voldoet er allemaal wél?’”, aldus Bert Verheijen van Dienst Huisvesting, dat hiervoor samenwerkt met onder andere de faculteit Bouwkunde, de Kwaliteitscommissie en de TU/e innovation Space.
Lees verder onder de foto.
Het idee is dat, met het sloopafval als vertrekpunt voor architect, een nieuw gebouwtje wordt ontworpen en uiteindelijk op de campus wordt gerealiseerd. Een serieuze (ontwerp)technische uitdaging, maar ook een stevige logistieke opgave, aldus huisvestingsadviseur Erwin Kerkhof. Volgens hem wordt namelijk gestreefd naar een zo strak mogelijke planning - en dus ook naar bijvoorbeeld het niet tussentijds hoeven transporteren of elders hoeven opslaan van materialen.
Voor het project worden op dit moment studenten geworven. Het TU/e innovation Lab onderzoekt of de universiteit externe financiering kan krijgen voor uitvoering van het plan.
Discussie